de bezoeker van de website snel kunnen vinden wat hij zoekt. Het zoeken naar gegevens dient nu vooral nog in de studiezaal te gebeuren. Om de website succes vol te kunnen raadplegen moeten bezoekers om kunnen gaan met de computer, de Nederlandse taal machtig zijn en aandachtig en zorgvuldig kunnen lezen. Verder is het een voordeel als men beschikt over kennis van de Nederlandse geschiedenis en ervaring heeft met het zoeken in archieven. Uit het door mij uitgevoerde onderzoek blijkt al dat sommige vraagstellers meer kennis en vaardigheiden hebben dan andere. Vraagstellers uit de user education- categorie bijvoorbeeld weten vaak niet hoe en waar te beginnen en zelfs niet naar wat voor type archiefstukken zij op zoek zijn. 11 Van de 15 vraagstellers uit de user education-categorie wilden uiteindelijk biografische informatie, waren op zoek naar hun voorouders en vroegen daar hulp bij. Op de website is over genealogisch onderzoek zeer veel informatie te vinden. Onder andere via de link 'voorouders' komt men bij informatiebladen, onderzoeksgids en helpdesk. Met behulp van de informatiebladen zou men het onderzoek kunnen starten. Toch stelden de vraagstellers hun vraag via e-mail aan de infocentrale. Eén van de redenen hiervoor zou kunnen zijn dat de vraagstellers niet beschikken over de vaardigheid om aandachtig en zorgvuldig te lezen. Op informatieblad 16 staan aanwijzingen voor onderzoek in de burgerlijke stand van Zuid-Holland vanaf 1811. Er staat echter erg veel informatie die bovendien op een vrij compacte manier wordt gepresenteerd. Het is mogelijk dat deze vraagstellers daarom liever een persoonlijk advies van een archivaris vragen. Er is echter nog een andere mogelijke reden: veranderend informatiegedrag. Mackenzie Owen heeft hier in zijn artikel 'Het document aan het einde van de twintigste eeuw: een essay'11 aandacht aan besteed. Volgens hem gaat men er traditioneel vanuit dat de gebruiker van informatie geïnteresseerd is in zaken als documentaire context en autoriteit van een document. Het blijkt echter dat informatiegedrag aan het veranderen is. Veel gebruikers stellen zich tevreden met de informatie an sich, zonder zich te bekommeren om context en achtergrond. Zij zoeken het wat en hoe zonder zich te bekommeren om het waarom en waarvoor. Het zou dus ook kunnen zijn, dat vraagstellers de informatie niet lezen omdat ze alleen maar willen weten op welke manier ze het snelst bij hun informatie kunnen komen. Overigens wordt door geen van de vraagstellers verwezen naar hulpmiddelen op de website. In geen enkele e-mail wordt melding gemaakt van moeilijkheden met interpreteren van informatie zoals die vermeld staat in informatiebladen of onderzoeksgids. Het is dus ook heel goed mogelijk dat men via 'voorouders ondersteuning bij onderzoek', meteen doorklikt naar het helpdeskformulier waar al suggesties worden gedaan voor het stellen van vragen. Vraagstellers uit de categorie user education beschikken dus over vrij weinig kennis van hun onderwerp en over weinig zoekvaardigheden. Dit geldt weer niet voor vraagstellers uit de categorie known item. Deze mensen vragen juist naar een concreet stuk waarvan het bestaan bekend is en waarvan zij weten of veronder stellen te weten dat het stuk dat zij willen inzien zich in het Nationaal Archief bevindt. Ik schrijf hier met opzet ook 'of veronderstellen te weten', omdat een paar keer werd gevraagd naar een geboorteakte van een persoon die was geboren in een andere provincie dan Zuid-Holland. Vraagstellers werden verwezen naar andere instellingen. Mogelijke oorzaak voor deze foute adressering van de vraag kan gelegen zijn in de tekst van de alinea die men het eerste leest als men op de link voorouders klikt. Daar staat: "Het Nationaal Archief bewaart vele archieven waarin u informatie over uw voorouders kunt vinden. U kunt er bijvoorbeeld terecht als uw voorouder in Zuid-Holland woonde, militair was, of diende bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie." Zuid-Holland kan hier als voorbeeld opgevat worden dat net zo goed vervangen kan worden door Noord-Holland. Er zou explicieter moeten worden vermeld dat alléén gegevens van voorouders die in Zuid-Holland woonden in het Nationaal Archief aanwezig zijn. Dit zijn twee voorbeelden waarbij de vraagstellers over verschillende kennis en onderzoeksvaardigheden beschikken en verschillende soorten vragen stellen, waarin ze vervolgens op zoek zijn naar verschillende soorten informatie. Voor de overige 6 vraagcategorieën geldt hetzelfde. Zoals door Thomassen wordt voorgesteld kunnen kennissystemen gebruikers helpen vaststellen welke kennis, vaardigheden en hulpmiddelen zij nodig hebben bij raadpleging van een bepaald archief of bepaalde archiefbestanddelen en de gebruiker helpen door hen door te linken naar programma's die zijn kennis kunnen bijspijkeren.12 De classificatiemethode van Duff en Johnson zou bij het ontwerpen van deze kennissystemen een goede ingang kunnen zijn. Per vraagca- tegorie zou een formulier kunnen worden gecreëerd waarin vervolgens alle stappen in een onderzoekstraject kunnen worden ingepast in procedures, waar door een archiefgebruiker zonder hulp van een archivaris zijn weg kan vinden en geholpen wordt bij het inzichtelijk maken van de lacunes en de vaardigheden die hij vervolgens nodig heeft om het desbetreffende archief te bestuderen of zijn weg te vinden naar de archiefstukken. Met betrekking tot het known item voor beeld zou het systeem de vraagsteller er op kunnen wijzen dat hij zich voor deze vraag tot een andere archiefinstelling moet wenden. Wat vooral niet moet worden vergeten is, dat het daadwerkelijke onderzoek voorlopig nog in de studie zaal plaatsvindt. Door zich vooraf te hebben georiënteerd in het onderzoekstra ject zal de gebruiker beter geëquipeerd in de studiezaal verschijnen. Op de helpdeskpagina van de website staat, zij het in andere bewoordingen, al een aantal vragen die voorkomen in de classificatie van Duff en Johnson. Een mogelijkheid zou zijn, dat mensen door te klikken op de vraag die op hen van toepassing is in het juiste formulier en vervolgens in het juiste begeleidingstraject terechtkomen. Pas in het onderzoekstraject zelf zouden mensen, als zij vast zouden lopen, door moeten kunnen linken naar de infocentrale. Mensen leren zich op die manier meer te verdiepen in de hun aangeboden stof, een nuttige vaardigheid voor wanneer zij daadwerkelijk het archief induiken. Maar misschien is dit laatste voorstel te veel opvoedingsgericht en klantonvriendelijk. Binnen de stappen van het onderzoekstraject kan aangesloten worden bij termen zoals die door de vraagstellers gebruikt worden. Het is de bedoeling dat in de toe komst alle inventarissen via full text retrieval digitaal te raadplegen zijn. Beter zou zijn om naast de full text retrieval ook gebruik te maken van een koppeling van relevante termen aan informatie over het archiefblok. Ik wil hier tot slot nog even wijzen op de terechte opmerking gemaakt door Thomassen dat interactieve kennissystemen de gebruiker alleen kunnen helpen ONDERZOEKERS IN EEN DIGITALE ONDERZOEKSOMGEVING 11 http://cf.hum.uva.nl/bai/home/jmackenzie/pubs/ip-1999-2.htm 190 SANDRA SACHER-FLAAT DE ONTSLUITING VAN ARCHIEVEN EN DE COMPETENTIE VAN DE GEBRUIKER 12 Theo Thomassen, 'De veelvormigheid van de archiefontsluiting en de illusie van de toegankelijkheid', in: Toegang, ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven. Jaarboek 2001 Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 2001) 39. 191

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 97