liseerde communicatie. Als kan worden vastgesteld welke typen vragen worden
gesteld kan het informatiesysteem, waar de website en de e-mail-functie deel van
uitmaakt, die vragen voorstructureren, zodat ze volgens vaste standaards kunnen
worden beantwoord. Als ze zichtbaar willen zijn op het internet, moeten
archivarissen elektronische informatiesystemen ontwerpen die rekening houden
met de zoekpatronen van hun klanten, met de manier waarop archiefgebruikers
naar informatie vragen en databases bevragen.
Sandra Sacher heeft de aanpak van Duff en Johnson toegepast op de communi
catie tussen het Nationaal Archief en zijn klanten via de website van het
Nationaal Archief. Ze heeft met name onderzocht in hoeverre de classificatie
methode van Duff en Johnson geschikt is om onderzoekscompetenties van
archief gebruikers in kaart te brengen en ertoe kunnen bijdragen om de dienst
verlening via de website te verbeteren. Ze komt tot min of meer dezelfde conclu
sies als Duff en Johnson en stelt bovendien vast dat interactieve kennissystemen
de gebruiker alleen kunnen helpen in zoekprocessen die lineair verlopen en dat
het onderzoek in het papieren archief toch in de studiezaal plaats zal moeten
vinden. Door als archief veel aandacht te geven aan de meest gestelde vragen en
de archieven waar het meeste vraag naar is, kan een grote groep (toekomstige)
archiefgebruikers geholpen worden en in ieder geval beter geëquipeerd in de
studiezaal verschijnen. De tijd die hierdoor vrijkomt kan besteed worden aan
archiefgebruikers met meer specifieke vragen.
Standaardisatie van de communicatie tussen de archiefgebruiker en archief
beheerder en van de manier waarop archieven digitaal worden bevraagd is niet
een aandachtspunt voor elke archiefdienst afzonderlijk, maar voor de internatio
nale archiefgemeenschap in haar geheel. Tamara Groot stelt in haar bijdrage
vast, dat er dringend behoefte is aan een internationaal geaccepteerde standaard
voor een programma waarmee archiefbestanden toegankelijk gemaakt kunnen
worden en waarmee gebruikers van archieven gemakkelijk kunnen zoeken in
archiefbescheiden. De gebruiker moet nu steeds opnieuw het wiel uitvinden: wat
kan hij met een bepaald zoeksysteem vinden, hoe moet hij gebruik maken van dit
systeem en welke methode van onderzoek moet hij toepassen? In het kader van
een project van de UNESCO en de ICA gericht op het opstellen van functionele
eisen voor een universeel ontsluitingsprogramma voor archieven, formuleerde zij
de functionele eisen voor het retrieval-gedeelte, het gedeelte van het programma
dat eindgebruikers in staat stelt bij gemakkelijker de benodigde informatie te
vinden. Haar bijdrage is een verslag van dat onderzoek.
De meest spectaculaire ontwikkeling in de digitale beschikbaarstelling van gege
vens uit primaire bronnen in Nederland betreft de publicatie van genealogische
gegevens op het internet. De verschillende aanbieders hebben de mogelijkheid
om de representatie te standaardiseren onderzocht, maar de onhaalbaarheid van
dit streven snel ingezien. Het model waarin momenteel wordt gedacht is een
model waarin verschillende systemen goed met elkaar kunnen communiceren,
zodat ze door gebruikers gemakkelijk geïntegreerd kunnen worden bevraagd. Ook
binnen dit model kan er tot nut van de gebruiker nog veel worden gestandaar
diseerd. Zo zou het een grote vooruitgang zijn als dergelijke systemen aan dezelf
de kwaliteitsstandaards zouden voldoen. Een kwaliteitsstandaard is wel het
minste wat gebruikers van dit soort systemen mag verwachten. Robert van
Vuuren vergelijkt in zijn bijdrage de drie grote genealogische zoeksystemen die in
Nederland operationeel zijn: GenLias (ontwikkeld door de Rijksarchiefdienst),
Digitale Stamboom (ontwikkeld door het gemeentearchief Delft) en ISIS (ontwik
keld vanuit de studiezaal-applicatie SIS). Daarbij richt hij zijn aandacht op de
kwaliteit van die systemen en op de verschillende kwaliteitsaspecten die daarbij
een rol spelen en zouden moeten spelen. Uitgangspunt is, dat de kwaliteit van
een systeem vooral afhangt van de mate waarin de beheerder van een systeem
tegemoet komt aan de eisen van de gebruikers van het systeem.
Christian van der Ven heeft een kritisch kwaliteitsonderzoek gedaan naar de
websites van Flevoland boven water, de website van het Regionaal Historisch
Centrum aldaar, en De Woonomgeving, een site waarop DIVA, de Rijksarchief
dienst en het Kadaster de negentiende-eeuwse kadastrale minuutplans hebben
gepubliceerd. Het artikel is echter meer dan een kwaliteitsonderzoek. Van der
Ven ontwikkelt ook normen voor websites van archiefdiensten, normen waar
vaan hij vindt dat ze ook gebruikt zouden moeten kunnen worden als hulpmid
del bij het ontwikkelen van die websites. Daarnaast besteedt hij enige aandacht
aan de communicatie tussen gebruikers en computersystemen. Het spreekt haast
vanzelf, dat hij afrondt met enkele conclusies en aanbevelingen voor archief
diensten ten aanzien van hun automatiseringssystemen en websites.
Het Regionaal Historisch Centrum Flevoland is niet een Regionaal Historisch
Centrum als alle andere, maar een interessant en recent voorbeeld van sector
overstijgende samenwerking binnen het terrein van het cultureel erfgoed. Bij die
samenwerking zijn maar liefst dertien partijen betrokken: de zes Flevolandse
gemeenten, het Rijksarchief Flevoland, het Waterschap Zuiderzeeland, Nieuw
Land Poldermuseum, het Sociaal Historisch Centrum Flevoland, het Archeo
logisch Depot Flevoland, de Samenwerkende Bibliotheken Flevoland, de
provincie Flevoland en het Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwater-
Archeologie. Bijna alle deelnemende partijen willen meewerken aan een onder
zoek naar de mogelijkheden om één groot erfgoedcentrum in Lelystad te vormen.
Alleen de gemeente Alm ere, die bezig is met de ontwikkeling van een
Stadsarchief, zal niet in het onderzoek worden betrokken. Het onderzoek wordt
uitgevoerd in opdracht van de provincie Flevoland met ondersteuning van het
ministerie van OCenW. De samenwerking van deze erfgoedinstellingen, die op
deze schaal uniek is in Nederland, heeft al een eerste resultaat opgeleverd: de
website www.flevolandbovenwater.nl. Met deze website worden bronnen voor de
geschiedenis van de woonkernen in Flevoland ontsloten en deels ook in digitale
vorm beschikbaar gesteld.
Digitalisering van de communicatie tussen archivaris en onderzoeker verandert
veel meer dan het karakter van die communicatie en het instrumentarium
waarmee wordt gecommuniceerd. Ze verandert fundamenteel onze kijk op erf
goedinstellingen: een custodiale kijk verandert in een post-custodiale. Concreet
houdt dat in, dat we een erfgoedinstelling niet meer zien als een gebouw met een
onderzoeksomgeving erin, maar als een onderzoeksomgeving met een gebouw
erin of met meer gebouwen erin. Digitalisering is momenteel een geweldige sti
mulans voor samenwerking binnen de archiefsector en tussen de archiefsector
en de andere erfgoedsectoren. Het in juni 2003 verschenen advies over de digita
lisering van cultuur en de implicaties voor cultuurbeleid "eCultuur: van i naar e"
wijdt hier enthousiasmerende passages aan. "De verbindingen die tussen erf
goedinstellingen worden gelegd, beginnen het instrumentele niveau te ontstij
gen. Steeds vaker worden verschillende gegevens en kennis van verschillende
instellingen en van bronnen uit verschillende sectoren gecombineerd. Zo ont
wikkelen disciplinegebonden musea instellingoverstijgende thesauri, zijn er
ONDERZOEKERS IN EEN DIGITALE ONDERZOEKSOMGEVING
148
THEO THOMASSEN INLEIDING
149