(cultuur)ervaringen op te doen. "Door de 'snacker' een boeiende ervaring aan te bieden in kort tijdsbestek, aan te sluiten bij zijn behoeften dat het leuk is om 'iets te weten', door hem op allerlei plaatsen te informeren (VW, ANWB, biblio theek, musea, station), door moderne hulpmiddelen te gebruiken (internet, informatiezuilen, PDA's), iets tastbaars na afloop aan te reiken en een belevenis te laten ervaren, wordt hij verleid." En dat is in termen van publieksbereik zeer interessant, want we kunnen volgens de opstellers van het rapport als we op maat gesneden cursussen, rondleidingen en lezingen verzorgen wel 170.000 van die snackers per jaar binnenhalen.8 Deze benadering biedt op het eerste gezicht perspectieven, maar roept ook ernstige bedenkingen op. Hebben de onderzoekers de valkuilen waar Joe Pine voor waarschuwt wel kunnen vermijden? Volgens Pine bestaat het aanbod van een bedrijf uit grondstoffen, goederen, diensten of belevenissen. Zoals een bedrijf alleen maar goederen kan verkopen die gemaakt zijn van bepaalde grond stoffen en alleen diensten kan leveren die uitgaan van de geproduceerde goede ren, zo kan het alleen maar die belevenissen verkopen die gebaseerd zijn op de diensten die dat bedrijf levert. Bovendien moeten de belevenissen die worden verkocht nauw met elkaar in verband staan: "Theme your experience. Every great experience needs to have an organising principle. Often, attractions that have been grown organically are missing that. They can be a mish-mash of offers, which don't create a coherent and memorable experience. Companies thought they could create a great theme, which would sell the concept. But experiences are built on top of services, which are built on top of goods. If these elements are lousy, then you're going to get a poor experience."9 Zijn de belevenissen die archiefdiensten volgens de rapporteurs aan nieuwe klanten moeten gaan verkopen wel gebaseerd op een type dienstverlening die past bij de geproduceerde goederen en bij de grondstoffen waarvan die goederen zijn gemaakt? In het vorige jaarboek, dat over toegankelijkheid ging, heb ik de stelling verdedigd, dat archiefdiensten zich niet als informatiesupermarkten zouden moeten profileren, maar als historische werkplaatsen. "Archiefdiensten die als informatiesupermarkten worden ingericht maken archiefgebruikers tot passieve consumenten van informatie. Archiefdiensten die worden ingericht als historische werkplaatsen maken archiefgebruikers tot actieve producenten van betekenissen."10 Het toekomstperspectief van het archiefwezen dat in het rapport wordt geschetst is ondanks opwindende passages over de verkoop van informatiebelevenissen en tastbare presentjes voor de bezoekers na afloop niet meer dan een informatie- supermarkt, of beter: een informatie-McDonald, waar informatiehamburgers en informatiemilkshakes worden verkocht aan 170.000 nieuwe cultuursnackers per jaar. Informatiebelevenissen: is dat wat archiefdiensten moeten gaan verkopen om te kunnen concurreren met dierentuinen en pretparken? Moeten archiefdiensten zich gaan toeleggen op de verkoop van opgeleukte loketbelevenissen of moeten zij de belevenissen verkopen die direct aansluiten bij hun unieke dienstverlening: de belevenissen van een grillig zoekproces, de historische sensatie van het directe contact met historische documenten, de Aha-erlebnis van de onverwachte vondst, de belevenis van het contact met een andere cultuur, de belevenis van authenticiteit, de belevenis om in ogenschijnlijk saaie documenten je eigen voor geschiedenis op te zien doemen? Voor Joe Pine zou de keuze denk ik niet moeilijk zijn. Pine schrijft: "An experience may engage guests on any number of dimensions. Consider two of the most important. The first (on the horizontal axis) corresponds to the level of guest participation. At one end of the spectrum lies passive participation, where customers do not directly affect or influence the performance. At the other end of the spectrum lies active participation, in which customers personally affect the performance or event that yields the experience. The second (vertical) dimension of experience describes the kind of connection, or environmental relationship, that unites customers with the event of performance. At one end of this spectrum lies absorption -occupying a person's ayttention by bringing the experience into the mind- at the other end immersion -becoming physically (or virtually) a part of the experience itself. In other words, if the experience 'goes into' the guest, as when watching TV, then he is absorbing the experience. If, on the other hand, the guest 'goes into' the experience, as when playing a virtual reality game, then he is immersed in the experience. The coupling of these dimensions defines the four 'realms' of experience -entertainment, education, escape, and estheticism- mutually compatible domains that often comingle to form uniquely personal encounters."11 Het lijkt erop dat in een informatiesupermarkt hoogstens belevenissen kunnen worden benaderd die alleen vragen om passieve participatie en die alleen absorptie te bieden hebben. De informatiesupermarkt zal nooit de concurrentie kunnen aangaan met de entertainment industrie en het altijd van het pretpark verliezen. De belevenissen in een onderzoekswerkplaats zullen eerder het karak ter hebben van actieve participatie en 'onderdompeling', waardoor de onder- WOORD VOORAF 8 Van Dijken en Stroeker, Archiefbestel, 208-209. 9 Interview van Juliana Gilling met Joe Pine in: Attractions Management 5Winter 200322-24. Met dank aan Peter van Mensch. 8 10 Theo Thomassen, "De veelvormigheid van de archiefontsluiting en de illusie van de toegankelijkheid", in: Toegang. Ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven. Jaarboek 2001 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 2001) 39. 11 Pine Gilmore 30. 9

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 6