'Kennis en kunnis' Onderzoek naar competenties van archiefbezoekers in het Gemeentearchief Amsterdam 9. Vergroot de toegankelijkheid van bronnen door uitbreiding van het bestand van transcripties en nadere toegangen. 10. Zorg voor een prettige onderzoeksomgeving: Laat duidelijk zien waar de beschikbare (verfilmde) bronnen, toegangen en andere hulpmiddelen op de studiezaal te vinden zijn; bewaak de kwaliteit van de aanwezige voorzieningen. 11. Ontwikkel beleid om de kloof te overbruggen tussen aanwezige en benodigde competenties. Bovenstaande aanbevelingen zouden als uitgangspunt kunnen dienen. Daar naast zou het nu gehouden onderzoek ook kunnen worden uitgevoerd bij andere diensten, om te toetsen of de resultaten vergelijkbaar zijn. In dat geval zouden bovenstaande aanbevelingen de basis kunnen vormen voor beleidsnotities van andere diensten. De rol van de archivaris is bij het uitvoeren van deze aan bevelingen cruciaal. Uit deze elf aanbevelingen volgt dan ook vanzelfsprekend een twaalfde. 12. Zorg voor voldoende en adequate opleiding van studiezaalmedewerkers. Hoewel het enigszins buiten de reikwijdte van dit verslag valt, willen we dit punt toch apart noemen. Willen studiezaalmedewerkers onderzoekers adequaat kunnen helpen, dan dienen ze zelf ook competent te zijn op een aantal gebieden (zie ook 5.2.). Zowel tijdens hun scholing aan een archiefopleiding als tijdens het interne inwerktraject zou men deze competenties aan kunnen leren. Tot besluit Nader onderzoek zou kunnen uitwijzen of de genoemde competenties betrekking hebben op een grotere dan de door ons onderzochte groep. De overeenkomsten tussen onze beide onderzoeken doen in ieder geval vermoeden dat de aanbevelin gen die hieruit voortvloeien voor meer dan alleen onze eigen diensten interessant zijn. Voor ons als onderzoekers was het redelijk verrassend dat de conclusies van onze beide onderzoeken zo sterk overeenkwamen, in die zin dat we van tevoren eigenlijk verwacht hadden dat er per archiefdienst duidelijke verschillen zouden zijn te constateren in aanpak, werkwijze en aanbod. Ook het relaas van de ver schillende onderzoekers en studiezaalmedewerkers die we geïnterviewd hebben ontliep elkaar nauwelijks. De aanbevelingen voor onze eigen diensten zouden daarom zeker nuttig kunnen zijn als richtlijn voor ander archiefdiensten. Men zou bijvoorbeeld na kunnen gaan in hoeverre de dienstverlening voldoet aan de in de aanbevelingen genoemde criteria. Daarnaast zou de onderzoeksopzet als uitgangspunt kunnen worden gebruikt voor een onderzoek in eigen huis. Voor de dienstverlening in Waalwijk en Zutphen vormt het in ieder geval een prima richtlijn om keuzes te maken ten aanzien van de inzet van mensen en middelen op het gebied van dienstverlening. Inleiding Archiefdiensten zijn de afgelopen tien jaar niet ontsnapt aan wat men een Hollandse ziekte zou kunnen noemen: de evaluatie van beleid. Het landelijk onderzoek onder de bezoekers van rijksarchieven, beschreven door Herman Oost,1 heeft in 2000 een vervolg gekregen in de vorm van jaarlijkse metingen door de stichting DIVA.2 Zo'n twintig archiefdiensten doen hieraan mee door schriftelijke vragenlijsten uit te zetten onder hun bezoekers. De meerwaarde van een dergelijk landelijk onderzoek ligt in de mogelijkheid tot vergelijking van de verschillende archiefdiensten, en het jaarlijks herhalen van dezelfde vragen maakt veranderingen en verbeteringen goed zichtbaar. Andere archiefdiensten kiezen ervoor om zelf een commercieel onderzoeksbureau in de arm te nemen. Dit biedt de mogelijkheid om specifieke vragen over de eigen archiefdienst in de vragenlijst op te nemen. Het Gemeentearchief Amsterdam koos hier in 1998 voor, voorafgaand aan een reorganisatie die in 2000 werd doorgevoerd.3 De genoemde onderzoeken vallen in de categorie klanttevredenheidsonderzoek en richten zich vooral op de kwaliteit van de dienstverlening. Naast vragen over de achtergrond van archiefbezoekers (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau e.d.), komen in de vragenlijsten vooral vragen aan de orde over wacht- en openings tijden, informatievoorziening, service en deskundigheid van het personeel of de wenselijkheid van de digitale beschikbaarheid van archiefbronnen. Het doel hiervan is inzichtelijk te maken hoe de archiefbezoeker ('klant') beter bediend zou kunnen worden en hoe, op termijn, nieuwe gebruikersgroepen aangeboord kunnen worden. Hoewel onderzoekingen naar de kwaliteit van de dienstverlening in het archief wezen nuttig en wenselijk zijn vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering, zijn er vele andere invalshoeken denkbaar van waaruit men archiefbezoekers en archief- gebruik kan onderzoeken. Eén zo'n invalshoek is om te kijken naar de achter grondkennis en vaardigheden ('competenties') waarover archiefbezoekers ONDERZOEKERS IN DE STUDIEZAAL 104 HERMAN BONGENAAR 1 H.G. Oost, "De bezoekers van de Rijksarchiefdienst in Nederland", in: Fünftes Deutsch-Niederlandisch- Belgisches Archivsymposion, 4 und 5 juli 1995, Miscellanea Archivistica Studia 79, Brussel 1996. 2 Het onderzoeksrapport van de meting Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2003 is te downloaden van www.divakoepel.nl. 3 R. de Ruijter en M. Rotteveel, De kwaliteit van de dienstverlening van Gemeentearchief Amsterdam, Leiden (ISEO Marketing Research) 1998. Dit rapport is niet openbaar. 105

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 54