archiefinstelling bestrijkt bevindt zich op de studiezaal een grote collectie verfilmde of gekopieerde doop-, trouw- en begraafboeken, alsmede registers van de burgerlijke stand, bevolkingsregisters en gezinskaarten. Ook zijn diverse nadere toegangen op de bronnen aanwezig en zijn een aantal bronnen getrans cribeerd. Naast de bekende genealogische bronnen zijn ook diverse archieven aanwezig waarin aanvullend onderzoek verricht kan worden, zoals oud-rechter lijke archieven en notariële archieven. Daarnaast beschikt het SSAZ nog over een bibliotheek- en documentatiecollectie waarin boeken en knipsels omtrent uiteenlopende onderwerpen zijn opgenomen. Er zijn geen structurele contacten met genealogische verenigingen en er worden momenteel geen cursussen aan geboden. Wel wordt op individuele basis begeleiding gegeven aan mensen die geïnteresseerd zijn in het leren lezen van oud schrift. Verwachtingen en startcompetenties In Zutphen zijn uitsluitend ervaren genealogen geïnterviewd, omdat er geen beginnend genealogen aanwezig waren in de periode dat de interviews werden afgenomen. Door in meer of mindere mate ervaren genealogen te vragen naar hun ervaringen (ook in de periode dat zij net met hun onderzoek begonnen) zijn toch voldoende gegevens verzameld. Uit gesprekken met zowel onderzoekers op het gebied van genealogie als studie zaalmedewerkers blijkt dat mensen die voor het eerst genealogisch onderzoek gaan doen in het algemeen niet weten wat hun te wachten staat. Op een enkele uitzondering na komen ze de archiefinstelling binnen en weten niet hoe of waar ze de door hun gezochte informatie kunnen vinden. Ze zijn niet bekend met de hiervoor beschikbare bronnen en hulpmiddelen, noch met het doen van genea logisch onderzoek. Genealogen die voor het eerst het SSAZ bezoeken krijgen een korte introductie over de vindplaats en werking van de diverse voor hun onder zoek bruikbare bronnen en bijbehorende toegangen en over het aanvragen van stukken en de rol van de studiezaalmedewerker in het geheel. Uitgangspunt van het onderzoek is bij de meesten een bepaalde achternaam. Men is met name geïnteresseerd in het zo ver mogelijk terugzoeken van de familielijn(en). De meeste onderzoekers beschikken over gegevens over één of enkele familieleden. Deze gegevens lopen uiteen van geboorte-, huwelijks- of sterfdata tot een com pleet overzicht van een tak van de familie die reeds door een ander is uitgezocht zoals een kwartierstaat. Het bezit van dergelijke gegevens blijkt zeer nuttig, aan gezien ze gebruikt kunnen worden als startpunt en richtlijn voor het onderzoek. Daarnaast geeft men veelal aan overdonderd te zijn door de hoeveelheid en de variëteit van de gegevens die van de gezochte familie bewaard zijn gebleven, iets wat men tevoren niet haad verwacht. Aan het begin van het onderzoek wordt door de meeste genealogen nog ongericht gezocht naar allerlei soorten gegevens die voorhanden zijn over de desbetreffende achternaam. Vaak wordt begonnen met het zoeken naar alle mensen met dezelfde achternaam. Enkele onderzoekers beperken zich hierbij al bij voorbaat tot duidelijke familielijnen en bepaalde soorten gegevens, namelijk louter namen en geboorte-, huwelijks- en overlijdens data. Het gros van de onderzoekers geeft aan voor het zoeken en vinden van gegevens persoonlijke hulp en uitleg van een deskundige, dat wil zeggen de studiezaalmedewerker te vragen. Ook een toelichting over de werking van de voorhanden zijnde apparaten en de plaats van en zoekwijze in de aanwezige bronnen en toegangen behoort tot de verwachtingen. Daarnaast verwacht een 98 enkeling ook dat studiezaalmedewerkers assisteren bij het lezen van oud schrift. Studiezaalmedewerkers geven aan dat veel startende genealogen die de dienst voor de eerste keer bezoeken, binnen komen met een vrij lage verwachting van wat er allemaal mogelijk is. De enorme hoeveelheid beschikbare gegevens leidt er vervolgens vaak toe dat mensen enthousiast worden en verslaafd raken aan hun onderzoek. Soms echter houden mensen het na één bezoekje voor gezien omdat ze maar een beperkt aantal gegevens zoeken of omdat ze afgeschrikt worden door de grote hoeveelheid beschikbare gegevens en door het eindeloze werk dat het zoeken van alle gegevens meebrengt. Met betrekking tot de startcompetenties op het gebied van genealogisch onder zoek kan worden geconcludeerd dat ze bij het leeuwendeel van de beginnend onderzoekers niet aanwezig zijn. Men geeft aan niet of nauwelijks op de hoogte te zijn van het bestaan en/of de eigenaardigheden en/of de werking van de ver schillende bronnen, van tevoren geen kennis te hebben gehad van genealogisch onderzoek en sterk behoefte te hebben aan begeleiding door studiezaalmedewer kers en/of collega-genealogen. Men loopt vast omdat men geen kennis heeft van oud schrift en Latijn en omdat men niet begrijpt hoe de administratie destijds werkte, welke gegevens zijn ingevuld, wat deze inhouden en wat bepaalde afkor tingen betekenen. Uit het ontbreken van deze competenties vallen duidelijke aanknopingspunten te halen voor het formuleren van benodigde gebruikers competenties voor het doen van genealogisch onderzoek. Genealogisch onderzoek en bijkomende problemen Diverse geïnterviewde bezoekers noemden verschillende problemen die zij in de loop van hun onderzoek waren teegengekomen. De voornaamste problemen worden hier kort uiteengezet. Een eerste probleem betrof de bronnen. Als men op een archiefinstelling de gezochte gegevens wil vinden, moet men weten welke bronnen daarvoor voor handen zijn en hoe deze bronnen in elkaar zitten. Een deel van de geïnterview den gaf aan bij de start van het onderzoek niet over deze kennis beschikt te hebben. Ook het feit dat iedere bron weer zijn eigen specifieke manier van zoeken en gegevensordening kent en dat dit vaak per gemeente ook nog eens verschilt, was voor een aantal ondervraagden een struikelblok. Daarnaast gaven onderzoekers aan, dat het belangrijk is om te weten welke bronnen als alternatief gebruikt kunnen worden als een bepaalde bron het af laat weten. Gegevens via een omweg alsnog boven tafel krijgen was een vaardigheid die verscheidene onderzoekers als onontbeerlijk aanmerktenen, maar die zeveelal pas na veel oefening onder de knie hadden gekregen. Met name onderzoekers die in hun onderzoek terug hadden moeten grijpen op bronnen van vóór 1811 gaven aan vastgelopen te zijn op de taal en het schrift. Van maar weinig bronnen zijn transcripties voorhanden. Ging het maar om een beperkte hoeveelheid tekst, dan werd vaak een beroep gedaan op de studiezaal medewerker. Verscheidene onderzoekers gaven aan er na verloop van tijd te zijn achter gekomen dat ze onvoldoende of onjuiste gegevens hadden genoteerd, wat soms veel herhaling van zetten en extra werk betekende. Ook werden onnodig veel gegevens genoteerd, waardoor tijd verloren ging. Sommigen noteerden bepaalde gegevens (zoals afkortingen) niet, terwijl deze later toch belangrijk bleken te zijn. Dit omdat ze niet op de hoogte waren van de betekenis van deze gegevens. 99 ONDERZOEKERS IN DE STUDIEZAAL CHRISTIAN VAN DER VEN, JOOST SALVERDA DE WEG NAAR HAMELEN: ZELF LATEN ZOEKEN OF DIRECT VERTELLEN?

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 51