(in het Engels moderator genoemd) maakt deel uit van deze groep. De tweede rol
is die van de deelnemers: hun gesprekstof is het materiaal waarnaar het onder
zoeksteam op zoek is. De derde rol is de rol van financier; die rol kan worden
gespeeld door de museumdirecteur die voor het project opdracht heeft gegeven.
In feite is er sprake van een drie-traps communicatieproces:
1) het onderzoeksteam bepaalt waarover het informatie wil van deelnemers;
2) in de focusgroep wisselen de deelnemers van gedachten over de
uitgekozen onderwerpen;
3) het onderzoeksteam vat samen wat de deelnemers hebben gezegd en voegt
hier conclusies en aanbevelingen aan toe.
De gespreksleider leidt het gesprek zonder zich inhoudelijk met de discussie te
bemoeien. Hij of zij is in principe een getrainde professional. Het gesprek gaat
over een vooraf bepaalde serie onderwerpen. De focusgroep is klein: ze bestaat
meestal uit 8 tot 12 personen. Maar dit is geen ijzeren wet. In de regel hebben de
deelnemers allen dezelfde ervaring: zij hebben bijvoorbeeld geen van allen ooit
het Amsterdamse Gemeentearchief bezocht. De discussie gaat over onderwerpen
die de gespreksleider opwerpt. Wat de deelnemers zeggen is essentiële informatie.
Een typische focusgroep duurt minimaal een uur en maximaal twee uur. De
financier (het museum) geeft volmacht voor het onderzoek, heeft geen invloed
op de uitkomsten ervan en woont in principe focusgroep sessies bij.
Dat bijwonen gebeurt op een speciale manier: bijvoorbeeld achter een doorzicht-
scherm. De deelnemers weten dit, maar hebben op deze manier minder last van
de aanwezigheid van meekijkers en -luisteraars. In plaats van een doorzicht-
scherm wordt ook wel een gesloten televisiecircuit gebruikt. In de ruimte waar
het gesprek plaatsvindt hangen enkele camera's en elders in het pand zijn deze
beelden te bekijken. Het bijzondere van deze situatie is dat bijvoorbeeld museum
medewerkers bezoekers horen praten over hun museum. Dat is iets anders dan
een ingevulde vragenlijst. Tijdens een focusgroep-sessie is het ook mogelijk dat de
observatoren via de moderator de deelnemers aanvullende vragen stellen.
Niet iedere instelling heeft geld om een onderzoeksbureau in te huren dat
beschikt over ruimten met doorzichtschermen of over een gesloten televisie
circuit. In beperkte vorm kan een focusgroep ook zodanig worden georganiseerd
dat er sprake is van een binnen- en een buitencirkel. In de binnencirkel zitten de
deelnemers aan de discussie, bijvoorbeeld leerkrachten die praten over het educa
tieve aanbod van een museum onder leiding van een ervaren discussieleider.
En in de buitencirkel zitten medewerkers van het museum die alleen luisteren en
pas aan het eind van de bijeenkomst misschien iets mogen vragen. Maar het
verdient de voorkeur de observatoren te scheiden van de discussianten. Een
camera en een kabel naar een andere ruimte waar een televisietoestel staat is
daarom aan te bevelen. Immers de doelstelling is immers dat er vrijelijk wordt
gediscussieerd over de aangedragen onderwerpen. Aanwezigheid van betrokkenen
kan dat vrije denken mogelijk beïnvloeden.
Sterke en zwakke kanten
De sterke kant van een focusgroep is, dat het een methode is om te exploreren
en te ontdekken. Er is sprake van context en diepgang: achtergronden bij gedach
ten en ervaringen van mensen worden uitgesproken of de gespreksleider kan er
naar vragen. Het helpt ook bij de interpretatie van bepaald gedrag, bijvoorbeeld
66
dat alle bezoekers snel aan de informatiebalie voorbij lopen. Er is sprake van
directe communicatie met echte bezoekers. Focusgroepen helpen nieuwe ideeën
te genereren of ideeën meer diepgaand te bespreken, wat mede ook door de diver
siteit van de antwoorden een kwalitatieve impuls kan betekenen. Het gaat dus
niet om jouw ideeën maar om de ideeën van de deelnemers aan de focusgroep.
Als de atmosfeer tijdens het gesprek goed is, kan dat de betrokkenheid van de
deelnemers vergroten. Ook kan aandacht worden besteed aan de lichaamstaal
van de deelnemers. Hier is in eerste instantie een rol voor de discussieleider
weggelegd.
Tenslotte kunnen focusgroepen het imago van de instelling verbeteren: men kan
zeggen: "wij luisteren naar onze bezoekers."
Een zwakke kant van focusgroepen is de beperkte mogelijkheid tot generalisatie:
een steekproef van één focusgroep is te klein om algemeen geldige conclusies te
trekken is De representativiteit van de vertolkte meningen is discutabel.
Daarnaast bestaat het gevaar dat de leden van de groep groepsgedrag gaan ver
tonen en elkaar gaan beïnvloeden. Ook kunnen de rol en invloed van de
gespreksleider de resultaten beïnvloeden. Verder kosten de uitvoering van focus
groepen en de verwerking van de verzamelde informatie veel tijd. Hierdoor
kunnen focusgroepen nogal prijzig zijn wanneer het gehele proces door externen
wordt uitgevoerd.
Verder moet het individueel gedrag van deelnemers in ogenschouw worden
genomen. Wat is de motivatie om aan een focusgroep deel te nemen? Men zit er
niet anoniem, wat kan betekenen dat er sociaal wenselijke antwoorden worden
gegeven. Voelt men zich vrij te zeggen wat men wil? Ook kan het van invloed zijn
dat men weet dat men geobserveerd wordt, al leert de ervaring dat mogelijke
schroom na enige tijd verdwijnt.
Steekproeven
Wie een kwantitatief onderzoek doet, moet weten welke mogelijkheden er zijn
om een betrouwbaar beeld te krijgen van de te onderzoeken groep personen. Stel
je doet een onderzoek onder volwassenen in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar.
Alle volwassenen in deze leeftijdscategorie vormen samen het universum ofwel
de theoretische populatie. Maar je richt je op Nederlandse volwassenen die naar
musea gaan; deze vormen samen de operationele populatie. Je kunt natuurlijk
niet alle Nederlandse volwassenen van 50-64 jaar die naar musea gaan bevragen,
dus je moet een steekproef trekken.
Steekproeven zijn onder te verdelen in kanssteekproeven en niet-kanssteekproe-
ven. Bij een kanssteekproef, ook wel a-selecte steekproef of random steekproef
genoemd, is het volkomen willekeurig of iemand wel of niet in de steekproef
terecht komt. Wil je een zo goed mogelijk beeld van de populatie hebben, dan is
het aan te bevelen te streven naar een representatieve steekproef: alle personen
uit de populatie hebben een even grote kans in de steekproef terecht te komen.
Bij een niet-kanssteekproef is er geen sprake van absolute willekeurigheid.
De meest bekende vorm van steekproeftrekken is de zogenoemde enkelvoudige
a-selecte steekproef, de loterijmethode. Elk lottoballetje heeft een even grote
kans getrokken te worden. Vertaald naar de museumpraktijk betekent dit dat
bijvoorbeeld elke tiende bezoeker die de tentoonstelling verlaat gevraagd wordt
67
DE ERFGOEDINSTELLING EN HAAR PUBLIEK
JAN SAS OBSERVEREN OF ENQUÊTEREN? EEN BEKNOPT OVERZICHT VAN ONDERZOEKMETHODEN