Observeren of enquêteren? Een beknopt overzicht van onderzoekmethoden* Voorwerk Wie publieksonderzoek wil doen, heeft te maken met drie aspecten: een goede probleemstelling, de keuze uit diverse technieken van onderzoek en dataverwer king en de formulering van conclusies en aanbevelingen. Als je onderzoek wilt gaan doen moet je eerst nauwkeurig vaststellen wat de doelstelling van dat onderzoek is. Vervolgens moet je de probleemstelling formu leren: wat wil je weten? Soms is het noodzakelijk vooronderzoek te doen, zeker als je als onderzoeker niet precies weet hoe het veld eruit ziet dat je gaat onder zoeken. Gesprekken met de opdrachtgever, deskundigen of klanten kunnen helpen het te onderzoeken terrein preciezer in kaart te brengen. Een simpele vraag als: "wat vindt de bezoeker van ons museum?"1 betekent dat je op een rijtje moet krijgen wat je onder "museum" moet verstaan. Is dat het gebouw, het imago of de producten die aangeboden worden, zoals tentoonstellingen en educatieve programma's? Of alle drie? En misschien is het slim om niet teveel tegelijk te willen en je bijvoorbeeld te beperken tot het gebouw, want alleen daar zitten al veel aspecten aan waarvan men iets kan vinden. Voordat je kiest voor het gebruik van een bepaalde onderzoeksmethode is het verstandig eerst eens na te gaan of het onderzoek wel nodig is. Er is al zoveel onderzocht, dus wellicht is er al een vergelijkbaar onderzoek in een gelijksoortige instelling verricht. In dat geval is het wellicht zinnig jouw uitkomsten met bevin dingen van dat andere onderzoek te vergelijken. Ga voordat je met het onderzoek start dus eerst eens na -via bibliotheken, het internet en het raadplegen van ver gelijkbare instellingen- wat er zoal al onderzocht is op jouw terrein. Momenteel (2004) is in Noorwegen een debat aan de gang of musea gratis moeten zijn. Ik werd gemaild of er in Nederland een dergelijke discussie was geweest en of hier over gepubliceerd was. Een dergelijk onderzoek is inderdaad recentelijk hier gehouden.2 De Noren gaan dus niet het wiel opnieuw uitvinden. Ook het onder zoek naar gratis musea in Nederland begint met een inventarisatie van eerder gedane onderzoeken. Grofweg zijn er drie typen onderzoek te onderscheiden: beschrijvend, explore rend en toetsend onderzoek. Bij beschrijvend onderzoek gaat het om de beschrij ving van een aantal kenmerken. Bijvoorbeeld: wie zijn de bezoekers van het Stadsmuseum? Explorerend onderzoek probeert een verklaring te vinden tussen verschillen en samenhangen. Waarom bezoeken meer vrouwen dan mannen het Stadsmuseum? Als onderzoeker heb je in principe nog geen helder beeld wat de verklaring zou kunnen zijn. In dit geval komen er misschien meer vrouwen dan mannen omdat vrouwen minder arbeidsverplichtingen hebben en daarom in de gelegenheid zijn met een vriendin overdag naar het Stadsmuseum te gaan. Of is dit klinkklare nonsens en komt het misschien doordat vrouwen meer worden aangetrokken door de atmosfeer die in musea hangt? Of spreekt de manier van overdracht die musea hanteren vrouwen meer aan dan mannen? Als je een duidelijk idee hebt waar oorzaak en gevolg liggen kun je ervoor kiezen een zoge noemd toetsend onderzoek te doen. Je kunt dan toetsen of je veronderstellingen kloppen. In dit verband wordt vaak de term experimenteel onderzoek gebruikt; men praat dan over theorieën en hypothesen. In de natuurwetenschappen is het mogelijk een universele verklaring voor een bepaald verschijnsel te vinden: de zwaartekracht is een bekend voorbeeld. Maar in het Stadsmuseum gaat het om zogenoemd toegepast onderzoek. Je onderzoekt bijvoorbeeld of een manier van presenteren van aquarellen de bezoekduur en bezoekfrequentie beïnvloedt. Sommige museale objecten, zoals aquarellen, kunnen beschadigen door te sterk licht. Daarom zal men er in een aquarellententoonstelling naar streven de objecten zo beperkt mogelijk aan een lichtbron bloot te stellen. Maar hierbij zijn veel variaties mogelijk: gordijntjes voor de voorwerpen, weinig licht, het licht gaat alleen aan als iemand zich binnen het gebied van een sensor bevindt, de objecten worden elke week gewisseld, et cetera. Al deze varianten kunnen ten opzichte van elkaar getoetst worden. Methoden en technieken Hierboven is al gesteld dat het raadzaam is elders beschikbare informatie te raad plegen. In de literatuur wordt dit desk research genoemd. Hierbij kan je denken aan informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal Cultureel Planbureau. Zij publiceren jaarlijks vele onderzoeken, die veelal ook via het internet zijn op te vragen. Daarnaast zijn allerlei databases te raadplegen, soms tegen betaling. Ook beschikken sommige instellingen al over publieksinformatie die niet met dat doel verzameld is. Musea heffen veelal entree en hebben dus een kassa. Die kassa moet in de eerste plaats bijhouden hoeveel geld er binnenkomt. Aan het eind van de dag dient de kas te kloppen. Met behulp van de kassadatabase is echter ook veel te zeggen over het publiek dat binnenkomt, wanneer het binnen komt, met wie het binnenkomt (groepssamenstelling) enzovoorts. Ook is het mogelijk door middel van extra geactiveerde knoppen op een kassa bij te houden hoeveel Nederlanders en hoeveel buitenlanders binnenkomen. Hoewel deze JAN SAS Dit artikel pretendeert niet de alom verkrijgbare handboeken op het terrein van sociaal wetenschappelijke methoden en technieken in een kort bestek samen te vatten. Een bezoek aan een instituutsbibliotheek of openbare bibliotheek om daar eens kijken wat er allemaal al niet gepubliceerd is op het terrein van onderzoeksmethoden is van harte aan te bevelen. Binnen de sector van het cultureel erfgoed is zeer bruik baar: Letty Ranshuysen, Handleiding publieksonderzoek voor podia en musea. Geheel herziene en uitgebreide editie (Amsterdam, 1999). 1 Voorbeelden in dit artikel zijn voornamelijk afkomstig uit de museumwereld. 2 R. Goudriaan, I. Been en C.M. Visscher, Musea en plein publique. Vormgeving en effecten van gratis toegang (Den Haag 2002). 56 JAN SAS OBSERVEREN OF ENQUÊTEREN? EEN BEKNOPT OVERZICHT VAN ONDERZOEKMETHODEN 57

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 30