Ken uw publiek! De museumwereld als voorbeeld voorkomen van (statistische) afwijkingen van een gestelde norm. Voor de tweede wereldoorlog beheersten de VS en Europa op grond van kwaliteit de wereldmarkt. Na de tweede wereldoorlog bleek dat productcontrole alleen niet genoeg is en het kwaliteitsdenken doet zijn intrede. Deming laat met zijn kwaliteitscirkel zien dat het kwaliteitsproces op een steeds hoger niveau kan worden gebracht. Het in één keer goed doen mag op het eerste gezicht duurder lijken, het betaalt zich dubbel en dwars terug. In Japan werden de inzichten van Deming onverkort in de prak tijk gebracht. Hierdoor slaagde Japan erin het slechte imago van zich af te schud den en Westerse producenten op hun eigen markten te beconcurreren. Crosby benadrukte in de zeventiger jaren dat ook voldaan moet worden aan de verwachtingen van de klant. Organisaties werden gefronteerd met steeds veeleis ender en mondiger klanten. Daardoor ging men steeds subjectiever tegen het begrip kwaliteit aan kijken. Wat de klant wenst, bleek meer dan voldoen aan overeengekomen eisen. Het subjectieve belevingselement speelt zeker bij dienst verleningsprocessen een heel grote rol. Kwaliteitsmanagement blijft niet langer beperkt tot het bedrijfsleven; ook de overheid gaat zich meer klantgericht opstellen. De prestatiegerichte overheid wil de burger een bepaald niveau van kwaliteit garanderen en maakt daarover met leveranciers prestatieafspraken. Er worden allerlei kwaliteitsinstrumenten ingezet om de cirkel rond te maken. In de maatschappij, die voor een groot deel om dienstverlening en informatisering draait, wordt kennis een steeds belang rijker kwaliteitsfactor. Kennis moet permanent worden ontwikkeld. Multidisciplinaire teams waarin medewerkers hun kennis delen blijken beter in staat om tot optimale oplossingen te komen. Er is de afgelopen jaren binnen de archiefsector op het terrein van kwaliteitszorg veel in gang gezet. Dit moet worden voortgezet en verder uitgebouwd. Een kwali teitsstandaard voor toegankelijkheid van archieven is daarvan een voorbeeld. Instrumenten die in de praktijk succesvol blijken te zijn moeten in de toekomst zoveel mogelijk door alle archiefinstellingen worden gebruikt. Dit vergemakkelijkt samen leren (benchmarking) en is een voorwaarde om pro ducten en diensten naar een hoger niveau te tillen. Door de klant centraal te stellen komt ook bij archiefinstellingen het accent te liggen op de kwaliteit van processen waarin die producten tot stand komen. Om de beweging van klantgericht naar klantgestuurd te kunnen maken zal de klant op structurele wijze, door middel van structuren, systemen en cultuur, in de bedrijfsvoering moeten worden ingebouwd. Dit maakt ook mogelijk om op trends als de beleveniseconomie, de prestatiege richte overheid, de vergrijzing en internet adequaat in te spelen. Uit onderzoek en in de praktijk blijkt dat internet archieven ongekende mogelijkheden biedt. Gezien het enorme potentieel zal gezamenlijk investeren door zowel gemeenten, waterschappen, provincies als de rijksoverheid meer opleveren dan investeren in andere ontwikkelingen. Door een integrale toegang via internet zullen miljoenen bezoekers gemakkelijk on line digitale archieven kunnen raadplegen. Over naamsbekendheid en een eigentijds imago hoeft zich dan niemand (inclusief Berkenvelder) meer zorgen te maken! Steeds meer musea doen mee in de competitieve markteconomie. Hun centrale focus is aan het veranderen: ze realiseren zich steeds meer dat niet alleen de collecties maar vooral de bezoekers het succes en de continuïteit van een museum bepalen. Bezoekers, of zoals zij in de terminologie van tegenwoordig heten: cliënten, hebben een hoog verwachtingspatroon van de producten en diensten van een museum. Musea willen voor verschillende doelgroepen cateren en dat houdt in dat ze complexe tentoonstellingen en programma's moeten bedenken en realiseren van een steeds hoger niveau. Musea moeten de bezoekers op een aangename manier een kwaliteitsproduct leveren in een omgeving die ook nog eens kwaliteit uitstraalt. Publieksonderzoek kan ertoe bijdragen dat een museumstaf de bezoekers beter begrijpt en beter inzicht heeft in hun verwach tingen en ervaringen. Dit artikel schetst eeerst enkele ontwikkelingen in de musea van de 21ste eeuw en laat vervolgens zien hoe publieks- en evaluatie onderzoek musea kan helpen om de verwachtingen van de bezoekers vandaag en in de toekomst te vervullen. Recente ontwikkelingen Het belang dat tegenwoordig in Nederlandse musea gehecht wordt aan de analyse van de bezoeker maakt deel uit van een breed scala van nieuwe ontwik kelingen in Europa. In het begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw begon Margaret Thatcher in het Verenigd Koninkrijk met de privatisering van overheidsinstellingen, inclusief musea. Deze politiek is in veel landen van West- Europa nagevolgd. In Nederland begon de verzelfstandiging van musea met de privatisering van het Nederlands Openluchtmuseum in 1988. In de jaren daarna zijn alle rijksmusea verzelfstandigd, wat inhoudt dat zij hun eigen beleid en uit gaven kunnen bepalen. De overheid draagt nog steeds gedeeltelijk bij, maar zijzelf dienen een substantieel deel van hun inkomsten zelf te genereren. Deze trend is ook nagevolgd door de provinciale en lokale overheden en heeft geleid tot een attitudeverandering van musea ten opzichte van de bezoekers. De volgende vijf aspecten zijn daarbij te onderscheiden. a) Selfsupporting Vanwege de vermindering van inkomsten van overheidswege zijn musea steeds meer selfsupporting geworden. Entreegelden en inkomsten vanuit speciale evene menten worden steeds belangrijker. Restaurant en museumwinkel vormen een steeds groter onderdeel van de inkomstenkant van het museum. Om meer geld te genereren heeft een museum behoefte aan een beeld van de (potentiële) DE ERFGOEDINSTELLING EN HAAR PUBLIEK 42 JAN SAS 43

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 23