Een opvallend cijfer uit het onderzoek is het aantal nieuwe virtuele bezoekers. De doelgroep die het archief digitaal wil bezoeken om iets te weten te komen over de eigen woning, straat, buurt, stad of streek is verreweg het grootst in omvang. Het betreft ruim 2 miljoen personen ofwel 16% van de Nederlandse bevolking. Zij zijn geïnteresseerd in de lokale historie. Deze groep zal eens of meerdere keren per jaar digitaal een archiefinstelling bezoeken. Door het aanbieden van belevenissen die mensen op een persoonlijke manier aanspreken kan de concurrentie met andere vrijetijdsaanbieders worden aange gaan. Dat kan ook samen met bibliotheken en musea. Uit onderzoek van de NMV blijkt dat het publiek behoefte heeft aan totaalbelevenissen. Joseph Pine noemt het de beleveniseconomie die 4 e's omvat: education, esthetics, entertainment en escapism. Eerste stappen op de weg naar de ontwikkeling van gezamenlijke producten en diensten zoals totaalbelevenissen zijn nauwere contacten. Daardoor wordt leren van elkaar gestimuleerd. Leren van elkaar Leren van elkaar kan zowel binnen als buiten de archiefsector. Binnen de sector bleek, gezien het grote aantal deelnemers de afgelopen jaren, leren van elkaar in de vorm van themadagen en bedrijfsbezoeken een groot succes. De landelijke kwaliteitsmonitor maakt het mogelijk om prestaties onderling te vergelijken en gevonden oplossingen van elkaar over te nemen. Wie op dit alles niet wil wachten kan 24 uur per dag en 7 dagen per week een bezoek brengen aan www.divakoepel.nl met veel praktische voorbeelden en literatuur over kwaliteitszorg. Bibliotheken Ook voor openbare bibliotheken zijn het contact met de klant en de zichtbaar heid de belangrijkste uitdagingen voor het komende decennium. Communicatie is daarbij één van de kritische succesfactoren. Overbrengen van informatie moet in de juiste vorm, met een relevente inhoud en een duidelijk doel gebeuren. Bibliotheken zijn op dit punt verder dan archieven. Er is een model ontwikkeld met product-marktcombinaties en er is een serie cursussen gegeven waarbij openbare bibliotheken konden kennismaken met marketing en vooral het denken en handelen vanuit de consument. Op basis daarvan is een boek versche nen met als titel 'Marktgericht denken in en vanuit de bibliotheek'. Inmiddels behoort ook bij bibliotheken een gebruikerstevredenheidsonderzoek tot de verplichte kost. De bibliotheek Wageningen UR heeft in 2003 met het Amerikaanse systeem LibQUAL een wat ander gebruikersrsonderzoek gehouden. De ingevulde vragenformulieren werden in Amerika geanalyseerd op basis waarvan een rapport is gemaakt. Het bleek dat de bibliotheek in Wageningen het hoogst scoort op onderdelen die gebruikers minder belangrijk vinden. Gebruikers willen een goede elektronische bibliotheek, zelfstandig en snel hun informatie kunnen vinden en personeel dat bereid en kundig is om te helpen. Opvallend is dat gebruikers minder hechten aan hoffelijkheid en de bibliotheek als werkruimte. Kortom, de internetgeneratie rukt op. Meedoen aan LibQUAL biedt de mogelijkheid van een internationale benchmark met andere bibliothe ken. Kwaliteitsvisie Britse overheid Door de Britse overheid wordt gestimuleerd dat instellingen hun prestaties onderling vergelijken. Dat kan op details maar het kan ook generiek. Het blijkt dat om echte voordelen te behalen met benchmarking het nodig is te begrijpen hoe processen binnen een organisatie verlopen. De kwaliteitsvisie van de Britse overheid is weergegeven in vijf c's: De eerste c is van challenge. Dat staat voor de uitdaging aan de leveranciers van een bepaalde dienst om zichzelf de vraag te stellen: Is dit dienstverlening of uit voering van wetgeving? Is dit wel nodig? Wordt het op de juiste wijze uitgevoerd? En door de daartoe aangewezen organisatie? De tweede c is die van compare. In feite een item dat benchmarking promoot in termen van prestatievergelijking. Van de bereikte prestatie met de beoogde prestatie om zo zeker te stellen dat de overheid haar beloftes nakomt. Consult staat voor de derde c en moet er voor zorgen dat de organisatie voeling houdt met alle belanghebbenden: burgers, klanten, politiek enzovoorts. De c van competing betekent dat het niet altijd een overheidsorganisatie hoeft te zijn die een dienst of product levert. Er ontstaat dus concurrentie. Men dient te zoeken naar de best mogelijke leverancier, ongeacht of deze tot de overheid, een particuliere of een vrijwilligersorganisatie behoort. De vijfde c is de c van collaboratesamenwerken. Het aanmoedigen van overheids instellingen om, waar nodig, samen te werken. Een ander initiatief betreft de ontwikkeling van zogenaamde 'public service agreements'. Daarin is vastgelegd wat men in de komende drie jaar wil bereiken en de budgetten die daarvoor ter beschikking worden gesteld. Deze worden gekoppeld aan de resultaten. Al die maatregelen samen hebben tot gevolgd dat de ambtenaren de pogingen van de regering om de kwaliteit te verbeteren geleidelijk aan serieus beginnen te nemen. De Britse overheid ligt qua kwaliteit op koers en benchmarking speelt daarbij een niet onbelangrijke rol als kompas. Het onder scheidt met Nederlandse pogingen is de visie die er achter zit. Daar kunnen we nog veel van leren.... Van klantgericht naar klantgestuurd Uit het gehouden klantenonderzoek lijkt op het eerste gezicht dat archiefinstel lingen zeer klantgericht zijn. Medewerkers handelen zoveel mogelijk naar de wensen van bezoekers en bezoekers waarderen de dienstverlening sinds jaar en dag met gemiddeld een acht. Klantgerichtheid heeft duidelijk prioriteit gekregen, maar klantgerichtheid is een containerbegrip. Het is als het ware een etiket op een grote doos. De buitenkant is mooi verpakt, maar wat zit er precies in? DE ERFGOEDINSTELLING EN HAAR PUBLIEK 30 FRED SCHOT VAN KLANTGERICHT NAAR KLANTGESTUURD 31

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 17