Een veelgehoorde uitspraak van gebruikers is: "dit programma werkt niet." Die uitspraak klopt vaak niet. Het systeem doet gewoon wat het volgens zijn pro grammacode geacht wordt te doen, maar dit sluit dan niet aan bij de verwachting van de gebruiker, mogelijk doordat de bedoeling van de programmeur een andere is geweest, maar soms ook niet. Kort gezegd: een systeem werkt altijd, maar niet altijd zoals verwacht. Wat dat betreft kunnen we van computersystemen op aan. Een studiezaalmede werker kan verschillende gebruikers op dezelfde vraag een ander antwoord geven, maar een systeem geeft op dezelfde vraag steeds hetzelfde antwoord. Dat is vanuit een bepaald oogpunt aantrekkelijk, maar aan de andere kant mist het systeem het zicht op verschillen tussen gebruikers die de studiezaalmedewerker wél ziet en waarop hij of zij inspeelt. Een systeem kent een scheiding tussen informatie en presentatie Iedere ontwikkelaar van databankapplicaties zal proberen de bank op een zodanige wijze te structureren dat hij op allerlei manieren te bevragen is en ook op verschillende manieren de antwoorden op een vraag kan weergeven. Dat is mogelijk doordat de functionaliteit van digitale systemen fundamenteel anders is dan de functionaliteit van bijvoorbeeld een stapel papier. Hans Hofman behandelde dit onderwerp in een vorig jaarboek.7 Bij een toegang op papier zijn informatie en presentatie onlosmakelijk verbonden met elkaar. Op papier is slechts één enkele ordening van gegevens mogelijk, wat de bevragingsmogelijkheden van een gebruiker beperkt. Zo is een klapper op geboorteakten vaak gesorteerd op de achternaam van het kind. Wil je daarnaast een andere sortering hebben, bijvoorbeeld op geboortedatum, dan zul je een tweede klapper moeten vervaardigen met een andere sortering. Misschien wil een gebruiker echter nóg wel op een andere manier zoeken, bijvoorbeeld op naam van de vader. Dat vereist nog een derde klapper, of minstens een extra index bij een vorig exemplaar. In ieder geval kan slechts een beperkt aantal voorgedefinieerde vormen worden gebruikt om gegevens te presenteren. Je wilt natuurlijk niet verschillende klap pers met feitelijk dezelfde informatie in veelvoud op je studiezaal hebben staan, iedere keer met een andere sortering. De archiefmedewerkers bepalen dus welke de meest gangbare manieren van presenteren zijn en daar zal de gebruiker het mee moeten doen. Bij het vervaardigen van een inventaris moet in zijn algemeenheid de vraag worden beantwoord hoe hij zó kan worden ingericht dat zoveel mogelijk verschillende gebruikers met een grote verscheidenheid aan vragen zo goed mogelijk worden bediend. Bij toepassing van digitale technieken zijn gegevens en presentatie nu van elkaar losgekoppeld. Op basis van dezelfde gegevens zijn eenvoudig meerdere wijzen van presenteren mogelijk, zónder dat deze gegevens behoeven te worden vermenig vuldigd. In principe is het aantal presentatievormen oneindig. Laat ik een eenvoudig voorbeeld geven. We hebben een gegevensbestand, een databank met aan elkaar gerelateerde (dus gekoppelde) tabellen, met de beschrij vingen van de bestanddelen van een bepaald archief. Daarnaast hebben we de presentatievorm, bestaande uit verscheidene ordeningsschema's. Een vraag van een gebruiker zorgt ervoor dat het systeem gegevens en ordeningsschema in één tijdelijk overzicht (een inventaris) bij elkaar brengt De gebruiker kan desgewenst die inventaris fixeren door hem uit te printen. In een ordeningsschema leggen we dan een rubriekensysteem vast volgens klassiek model. Bij iedere rubriek leggen we relaties naar beschrijvingen uit ons gegevensbestand die daarbij horen. We kunnen nog een tweede schema maken, bijvoorbeeld gebaseerd op handelingen. Ook aan een handeling koppelen we beschrijvingen van bestanddelen. Let wel dat we het hier steeds hebben over dezelfde beschrijvingen, over de beschrijvingen die we eerder aan rubrieken koppelden. Iedere beschrijving bestaat dus slechts éénmaal binnen het bestand, maar wordt aan verschillende ordeningsschema' s gekoppeld. Een gebruiker kan nu een keuze maken: wil hij of zij de gegevens gerepresenteerd zien in een klassieke inventaris of ziet hij of zij toch liever zo'n moderne, op handelingen gebaseerde lijst? Op basis van de beschrijvingen en het door de gebruiker gekozen ordeningsschema stelt het systeem vervolgens de gevraagde lijst samen. Archiefdiensten kunnen schema's vooraf definiëren, maar ook de gebruiker in staat stellen zélf zo'n ordeningsschema samen te stellen. Laat hem of haar bij voorbeeld vrij het systeem bevragen op een combinatie van zoekwoorden en laat de gegevens vervolgens ordenen volgens een eveneens door de gebruiker gewenst principe. Zo krijgt deze bijvoorbeeld alle stukken te zien uit een bepaalde periode bij een bepaald onderwerp, gesorteerd op ouderdom, om maar een mogelijk kenmerk te noemen. Deze aanpak verschilt van de manier waarop wij in de fysieke wereld omgaan met informatie en presentatie. In een boekenkast komt elk boek normaal gesproken maar één keer voor en op maar één plaats. Stel dat de ordening van de boeken op onderwerp is gebaseerd, maar dat je juist geïnteresseerd bent in een bepaalde periode. Je zult dan als gebruiker de hele boekenkast moeten doorzoe ken om boeken te vinden met informatie over de gezochte periode. We spreken dan over een één-op-veel-relatie: een boekenkast kan meer dan één boek bevat ten, maar een boek kan slechts in een enkele boekenkast -met een bepaalde voorbedachte ordening- tegelijk staan. De koppelingen binnen de databank waarover eerder werd gesproken hebben het karakter van veel-op-veel-relaties. Eén beschrijving kan onder verschillende ordeniningsschema's vallen en zo'n schema bevat normaliter weer meerdere beschrijvingen. Terwijl zowel beschrijving als ordeningsschema slechts eenmaal in het systeem voorkomen, is de presentatie van al deze elementen in een eindeloos aantal vormen aanwezig. Voor een systeem is verder elk gegeven gelijk, tenzij het zich door een bepaald kenmerk onderscheidt van andere gegevens. In principe kan in een systeem van alles worden ingevuld, zoals de datering van een archiefstuk of het inventaris nummer daarvan. Dat het ene gegeven voor het systeem iets anders is dan het andere zit hem bijvoorbeeld in het feit dat het eerste in een ander veld wordt ingevuld dan het tweede. In dat geval is het onderscheidende kenmerk de naam van het veld waarin het gegeven wordt ingevuld. Wanneer een gebruiker binnen een systeem effectief naar foto's wil kunnen zoeken, zonder informatie door het systeem te laten doorzoeken die niet bij een foto behoort, dan zal een foto binnen het systeem als zodanig herkenbaar moeten zijn. Vul ik daarentegen de gegevens van een boek in op de plaats waar ONDERZOEKERS IN EEN DIGITALE ONDERZOEKSOMGEVING 7 Hans Hofman, 'Het eeuwige zoeken. Toegankelijkheid: weten, zoeken, vinden', in: Theo Thomassen, Jaap Kloosterman, Bert Looper (red.), Toegang. Ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven. Jaarboek 2001 Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 2002) 44-67. 230 C.J.N. VAN DER VEN VERSTOPT OP HET WEB: OVER ZOEKEN, PRESENTEREN EN OP HALEN 231

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 117