Verstopt op het web:
over zoeken, presenteren en ophalen
"Die nullen en enen van jouw systeem interesseren me niet!
Laat ze liever vinden wat ik zoek...".'1
Inleiding
Er zijn nog maar weinig Nederlandse archiefdiensten die geen eigen website
hebben of niet over de ontwikkeling daarvan nadenken. De tijd lijkt ook voorbij
dat websites van archiefdiensten niet veel meer waren dan een soort digitale
folder voor potentiële bezoekers. Tegenwoordig wordt serieus werk gemaakt van
het door middel van webtechnologie ontsluiten van de collectie, dan wel delen
daarvan. De toenemende automatisering binnen de eigen instelling speelt in
deze ontwikkeling een belangrijke rol.
In Waalwijk maak ik dit proces als medewerker informatiseren van dichtbij mee.
Aloude computerprogramma's uit het MS-DOS-tijdperk worden geleidelijk
vervangen door moderne systemen. De oude applicaties voldoen niet meer aan
de eisen die deze tijd aan ze stelt, heet het dan, en alhoewel die eisen nergens
volledig expliciet zijn gemaakt, heeft iedereen een aardig beeld van wat eronder
verstaan wordt.
Eén van die eisen lijkt te zijn dat deze nieuwe systemen beter moeten aansluiten
bij het zoekgedrag van gebruikers, die vertrouwd zijn met bepaalde nieuwe
functionaliteit door gebruik van de thuiscomputer. Dat zoekgedrag zou er idea
liter toe moeten leiden dat het gezochte ook gevonden wordt. Enkele populaire
internetbedrijven adverteren dan ook met systemen die ze geen zoekmachines
meer noemen, maar vindmachines.
Om dit waar te kunnen maken moeten de ontwikkelaars van die systemen inder
daad weten hoe gebruikers zoeken, want om hen wat te kunnen laten vinden zal
hun systeem bij dat gedrag in bepaalde mate aan dienen te sluiten.
Dit artikel is een eerste neerslag van mijn huidige kennis, inzicht en vooral
ervaringen op dit gebied, een basis naar ik hoop om in de toekomst nog eens
dieper op deze materie in te kunnen gaan.
In april en mei 2003 verrichtte ik een klein praktijkonderzoek naar de websites
Flevoland Boven Water en De Woonomgeving2. Dit onderzoek werd uitgevoerd op
basis van een voorstel van Jos Wieland (Rijksarchief Flevoland) en sloot goed
aan bij de in die dagen door mij gevolgde colleges over archiefbenutting, verzorgd
door Theo Thomassen (Stichting Archief school). Beide websites zijn voorbeelden
van projecten waarbij de ontsluiting van archiefcollecties een belangrijke doel
stelling vormde. Alhoewel men bij de ontwikkeling niet over één nacht ijs was
gegaan, konden in het uiteindelijke onderzoeksverslag tóch een aantal opmerke
lijke conclusies worden getrokken.3
Tijdens het onderzoek kon ik steunen op mijn automatiseringservaring en mijn
ervaring binnen het archiefwezen. Deze websites zijn echter ontwikkeld voor een
breed publiek dat deze specifieke achtergrond moet missen. Ik heb het onderzoek
dan vooral ook als eindgebruiker proberen uit te voeren.
Het artikel gaat allereerst in op het ontwikkelen van normen voor websites van
archiefdiensten, normen die ook gebruikt zouden moeten kunnen worden als
hulpmiddel bij het ontwikkelen van die websites. Daarbij wordt ingegaan op de
zoeksystemen die dergelijke websites mogelijk bevatten.
Vervolgens wordt enige informatie gegeven over de communicatie tussen gebrui
kers en computersystemen, waarbij ook een tweetal kenmerkende eigenschappen
van een systeem worden behandeld. Hierbij zullen enkele voorbeelden worden
gegeven uit mijn onderzoek naar de websites Flevoland Boven Water en De
Woonomgeving. Natuurlijk volgen afsluitend enkele conclusies en aanbevelingen
voor archiefdiensten ten aanzien van hun automatiseringssystemen en websites.
Normen voor websites en handvatten bij de ontwikkeling
Inmiddels staat al veel informatie over en uit archieven op het internet. Veel tijd
en geld zijn ingezet om materiaal te digitaliseren en te ontsluiten. Toch valt het
mij op dat bepaalde informatie desondanks niet, nauwelijks of slechts met
moeite gevonden kan worden. De oorzaken hiervan kunnen liggen aan de kant
van de gebruiker en aan de kant van de aanbieder, maar als we die oorzaken gaan
onderzoeken is het hoe dan ook goed om eerst eens naar het zoekgedrag van
gebruikers te kijken.
Dat archiefdiensten een website hebben met dit soort zoekmogelijkheden is nog
een nieuw fenomeen. Er zijn geen richtlijnen voor -zo die er al zouden moeten
zijn- maar er zijn ook slechts weinig handvatten waar archiefdiensten zich bij de
ontwikkeling ervan vast kunnen houden.
In 2000 nam DIVA, de erfgoedkoepel voor onder meer het archiefwezen, het ini
tiatief om een Handvest Dienstverlening te ontwikkelen. In dat handvest worden
enkele normen gesteld ten aanzien van de websites van archiefinstellingen, maar
die zijn slechts globaal geformuleerd. Er moet bijvoorbeeld een archievenover
zicht worden aangeboden, maar op de opzet daarvan wordt verder niet ingegaan.4
Dit wordt vooralsnog aan de diensten zelf overgelaten. In het Archievenblad van
november 2003 werd echter al een tipje van de sluier opgelicht ten aanzien van
de richting waarin het handvest zich verder zou kunnen ontwikkelen.
Aangegeven werd dat het voor de hand ligt naar het bibliotheekwezen te kijken.5
C.J.N. VAN DER VEN
1 Uitspraak van een toekomstig gebruiker tijdens de uitleg bij een nieuw te implementeren automatiserings
systeem. De gebruiker vond het terecht moeilijk te begrijpen -en weigerde ook te accepteren- dat het voor
veel geld aangeschafte computerprogramma onderscheid zou maken tussen kleine letters en hoofdletters,
letters mét en zónder trema en zo meer en dat daardoor zijn zoekopdrachten soms onvoldoende resultaat
gaven. Uit de eigen ervaringen van de auteur.
2 De websites zijn te bereiken via http://www.flevolandbovenwater.nl en http://www.dewoonomgeving.nl.
226
C.J.N. VAN DER VEN VERSTOPT OP HET WEB: OVER ZOEKEN, PRESENTEREN EN OP HALEN
3 Deze onderzoeksverslagen zijn nimmer gepubliceerd, maar kunnen bij de auteur worden opgevraagd via
cvanderven@home.nl.
4 Handvest dienstverlening archieven 2002 (http://www.divakoepel.nl/handvestsite/hindex.html).
5 Fred Schot, 'Handvest Dienstverlening. Het wenselijke met het mogelijke verbinden', in: Archievenblad 10
(2003) 20-21. Zie ook de bijdrage van Fred Schot in dit Jaarboek p. 16
227