De verbetering van de communicatie met de gebruiker is gepaard gegaan met
de ontwikkeling van nieuwe en veelal digitale zoekinstrumenten. Onderzoeks
gidsen in alle soorten en maten ondersteunen tegenwoordig nagenoeg alle
denkbare terreinen van onderzoek. Toegangen op archieven zijn zichtbaarder
en gebruikersvriendelijker geworden. ICT heeft nieuwe technische hulpmiddelen
binnen het bereik van archivarissen en archiefgebruikers gebracht en nieuwe
zoekstrategieën en -methoden populair gemaakt. Speciale zoekmachines voor
persoonsgegevens zijn ontwikkeld, die het bijvoorbeeld genealogen mogelijk
maken om thuis achter hun PC aan hun stamboom te werken.
Toegankelijkheid: een kritisch onderzoek
Veranderingen in de ontsluiting van archieven worden zichtbaar in een intensie
vere communicatie tussen archivaris en archiefgebruiker en in de ontwikkeling
van nieuwe zoekinstrumenten. Achter die verschijnselen gaat een ontsluitings-
beleid schuil waarin een collectiegerichte door een gebruikersgerichte benade
ring is vervangen. En dat beleid is onder meer gebaseerd op opvattingen en
aannames over het toegankelijk maken van archieven die tot het domein van
de archiefwetenschap behoren.
In dit essay probeer ik die opvattingen en aannames kritisch te analyseren.
Eerst zal ik een poging doen om het begrip toegankelijkheid te omschrijven en
daarna achtereenvolgens aandacht besteden aan de ontwikkeling van het klant
vriendelijke ontsluitingsbeleid, de doelstellingen en het gedrag van gebruikers,
de eigenaardigheden van archieven als object van ontsluitingsactiviteiten en de
rol van archivarissen in dit hele proces.
Als ik in dit betoog ergens tegen wil pleiten dan is het wel tegen het baseren
van ontsluitingsbeleid op modieuze marktopvattingen waarin archiefgebruikers
worden gereduceerd tot informatieconsumenten, archieven tot informatiebron
nen en archivarissen tot informatieverkopers. Een archief moet niet een super
markt zijn, maar een historische werkplaats, waarin nooit precies vast staat wat
de gebruiker wil, wat het archief kan bieden en hoe de archivaris dat beïnvloedt.
Als ik in dit betoog ergens voor wil pleiten dan is het wel voor de vrijheid van
de gebruiker om de archieven die hij raadpleegt zoveel mogelijk zelf te interpre
teren. Voor die vrijheid moet nog harder worden gestreden dan in het verleden.
Digitalisering bevordert standaardisatie en zou bij de archiefontsluiting gemak
kelijk kunnen leiden tot het algemene gebruik van één favoriete ontsluitingsme
thode voor één favoriete categorie gebruikers. Digitalisering zou echter moeten
gaan leiden tot een grotere veelvormigheid in het toegangenapparaat en tot een
facilitering van een groter scala aan zoekmethoden.
De huidige postmoderne benadering in de cultuur- en informatiewetenschap
pen heeft een nieuw licht geworpen op het streven van de archiefgebruiker om
zijn eigen verhaal te vertellen, op de aard van archieven als voortdurend object
van interpretatie en herinterpretatie en op de rol van de archivaris die met elke
interventie betekenissen aan het archief toevoegt en andere betekenissen laat
verdwijnen. Dat werpt ook een nieuw licht op het toegankelijkheidsbegrip zelf,
dat we dan ook eerst in zijn ontwikkeling zullen bekijken voordat we met ons
kritische onderzoek naar de vakinhoudelijke aspecten van de toegankelijkheids-
problematiek aanvangen.
14
Het toegankelijkheidsbegrip
Toegankelijkheid als kwaliteit van archief: de klassieke benadering en haar critici
In de klassieke archivistische benadering wordt toegankelijkheid in de eerste
plaats opgevat als een kwaliteit van het archief zelf: een archief is toegankelijk
als het in goede en geordende staat verkeert en met behulp van een inventaris
of desnoods een plaatsingslijst kan worden geraadpleegd. Met nadere toegangen
en gidsen kan de toegankelijkheid desgewenst nog verder worden vergroot. Vanaf
het moment waarop deze benadering in het archiefwezen werd geïntroduceerd
heeft men haar gekritiseerd om haar weinig klantvriendelijke consequenties.
Inventarissen of plaatsingslijsten zijn bewerkt vanuit het gezichtspunt van de
archiefvormer en dat is meestal een ander gezichtspunt dan dat van de gebruiker.
Ze helpen de gebruiker niet het archief te kiezen dat hij nodig heeft, maar
kunnen pas door hem worden gebruikt als hij die keuze al gemaakt heeft.1
Ze komen alleen tegemoet aan de behoeften van de gebruiker voorzover deze
behoeften in overeenstemming zijn te brengen met de informatiebehoeften van
de beheerder. Ze ontsluiten informatie, maar alleen voor zover dat binnen een
systematische beschrijving van beheerseenheden mogelijk is. Nadere toegangen
en gidsen kunnen deze beperkingen voor de gebruikers wel gedeeltelijk compen
seren, maar de bewerking ervan komt altijd op de tweede plaats en de beschik
bare middelen schieten altijd te kort.
Toegankelijkheid vanuit de gebruiker: Jimerson
Vooral de laatste jaren zijn archivarissen toegankelijkheid vanuit de gebruiker
gaan definiëren en niet primair vanuit het archief. Zij hebben een collectiege
richte oriëntatie door een gebruikersgerichte oriëntatie vervangen. In 1989 hield
Randall Jimerson, in zijn klassiek geworden artikel in de American Archivist2, een
pleidooi voor een meer klantgerichte benadering. Hij betoogde dat archivarissen
geneigd waren om hun werkzaamheden te analyseren in de volgorde waarin ze
werden uitgevoerd. Het gebruik van archieven kwam in die analyse en dus ook
bij het stellen van prioriteiten altijd op de laatste plaats. Omdat het gebruik van
archieven het doel is waarop alle andere activiteiten zijn gericht, raadde Jimerson
archivarissen aan in hun manier van denken en in het bepalen van hun priori
teiten de volgorde om te draaien en van het gebruik van archieven uit te gaan.
Dat zou met name moeten gelden voor de manier waarop aan gebruikers toegang
tot de archieven werd verschaft. Archivarissen moesten hun neiging onderdruk
ken om toegangen te maken voor wetenschappelijke onderzoekers. Ook anderen
moesten worden aangemoedigd om de voor hen waardevolle archieven te gebrui
ken en bij dat gebruik moesten ze goed worden geholpen. Archivarissen moesten
zich ook bij het stellen van hun ontsluitingsprioriteiten richten op de groepen
die het materiaal en de aandacht van de archivaris het meeste nodig hadden.
Archivarissen moesten aan de verlangens van hun klanten tegemoet komen door
nieuwe toegangen te ontwikkelen die niet op hun eigen gemak, maar op het
gemak van die klanten waren gericht. In de informatiemaatschappij met zijn wel
haast onbeperkte mogelijkheden om informatie te zoeken, zouden gebruikers bij
15
TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS
THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID
1 Waar in deze tekst mannelijke voornaamwoorden niet naar concrete mannen verwijzen worden ze sexeneu-
traal gebruikt.
2 Randall C. Jimerson, 'Redefining Archival Identity: Meeting User Needs in the Information Society',
American Archivist Vol. 52 Summer 1989, 336, 338, 339. Opgenomen in Randall C. Jimerson (ed.),
American Archival Studies. Readings in Theory and Practice (Chicago 2000) 607-618.