catalogussysteem of een webserver heeft bekeken, weet wat hier wordt bedoeld: iedere toetsaanslag is geregistreerd, maar er is geen brug te slaan tussen de gebeurtenissen en de intenties van degenen die ze hebben veroorzaakt. En laten we wel wezen, de veroorzakers weten het soms zelf ook niet. Bereiden zij niet dik wijls een wonderlijk brouwsel van doelgerichtheid, intuïtie, nieuwsgierigheid, serendipity en louter meligheid? Dit jaarboek bewandelt daarom een meer theoretische weg, waarbij de meest fundamentele vragen in het eerste hoofdstuk aan de orde komen. Is eigenlijk wel duidelijk wat toegankelijkheid precies inhoudt? En zo het al duidelijk is, wie zijn archivarissen dan dat zij pretenderen die toegankelijkheid te kunnen verschaf fen? Vormen zij een asset of een liability? Staan zij voor een problem of een oppor tunity? Theo Thomassen, Hans Hofman, Eric Ketelaar en Jo Tollebeek bekijken deze problematiek vanuit verschillende perspectieven, steeds met de afstandelijk heid van een filosoof die tegelijkertijd de praktische consequenties van zijn opvatting niet schuwt. Voor de gebruiker is daaruit ook het een en ander te leren: de ingrepen van de archivaris en hun gevolgen zijn van vitaal belang voor de interpretatie van het archief, zowel als geheel als in zijn onderdelen. De geschiedenis van deze ingrepen vormt het thema van het tweede hoofdstuk. Luciana Duranti stelt zich daarbij de vraag 'whether description has always been a major archival function' en komt tot de veelbetekenende conclusie dat beschrij ven in feite nooit een 'archival function' is geweest, laat staan een belangrijke. Maar daarom waren er natuurlijk nog wel beschrijvingen. Over hun oorsprong en uiteenlopende aard schrijft Theo Thomassen, in wat een klein compendium van de klassieke toegangsmiddelen is geworden. Waarom beschrijven ook nooit meer een 'archival function' zal worden, wordt duidelijk in het door Peter Horsman ingeleide artikel van Chris Hurley over het Australische 'series system'. Het derde hoofdstuk gaat uitgebreider in op de hiermee ingezette ontwikke ling. Centraal staat de beroemde -of volgens sommigen beruchte- PIVOT-methode, waarvan verschillende aspecten worden belicht. Ingmar Koch behandelt de vraag of deze methode inderdaad, zoals beoogd, 'gebruikt kan worden als ordenings principe in de dynamische archieffase' en schetst daarvoor een model. Daarnaast zijn er de resultaten die PIVOT intussen al heeft opgeleverd, in de vorm van lijvige Institutionele Toegangen. Twee daarvan, met betrekking tot de beleidsterreinen 'Sociale zekerheid' en 'Arbeidsomstandigheden', worden door respectievelijk Hans de Valk en Lex Heerma van Voss vanuit het oogpunt van de historicus in min of meer 'natuurgetrouwe' onderzoeksomstandigheden getoetst. De voorzich tige conclusie mag luiden dat de nieuwe functionele ontsluiting in de ogen van deze gebruikers nog niet in aanmerking komt voor zaligverklaring, maar evenmin ter helle wordt verwenst. Het vierde hoofdstuk tenslotte werpt een blik op de weerbarstige praktijk waarmee de ontsluiters te maken hebben. Voortbouwend op de verworvenheden van het Tweede Jaarboek, in het bijzonder het contextmodel van Hans Hofman, onderzocht Theo Thomassen met een groep doctoraalstudenten aan de hand van een viertal voorbeelden hoe gegevens over de context van archieven werden en worden gebruikt om deze toegankelijk te maken. Peter Horsman beschrijft de smalle -en lange- weg naar een nationaal archievenoverzicht, dat nu digitaal aan de horizon gloort. En Rudi van Maanen zet de vragen en problemen uiteen die hij bij de inventarisatie van het Leidse Stadsarchief tegenkwam, waaraan hij enkele aanbevelingen voor de gebruiker van dit klassieke instrument toevoegt. Alles bijeen bieden de bijdragen aan dit jaarboek een representatief overzicht van de ontwikkelingen op een terrein dat volop in beweging is. Met deze constatering zijn tevens twee beperkingen gegeven. De eerste, voor de hand liggende, is dat deze bundel verhoudingsgewijs snel zal verouderen. Wij kunnen slechts hopen dat achteraf zal blijken hoezeer de hier bijeengebrachte auteurs zelf aan deze ver oudering hebben bijgedragen. De tweede beperking is minder opvallend, maar daarom niet minder interes sant. Aan dit jaarboek ontbreekt een vijfde hoofdstuk, dat de drijfveren van de gebruikers behandelt. Daarmee wordt niet gedoeld op hun interesses, die natuur lijk onvoorspelbaar en onachterhaalbaar zijn, maar op de manier waarop zij die proberen te bevredigen. Daarover is veel meer te zeggen dan misschien op het eerste gezicht lijkt. Al vóór het tijdperk van de information overload was het bij voorbeeld aannemelijk dat de meeste gebruikers doorgaans minder kampen met een gebrek aan informatie dan met een gebrek aan tijd. Hun gedrag vertoont de kenmerken van wat Herbert Simon satisficing heeft genoemd. Ook als zij zich daarvan niet altijd bewust zijn, zoeken zij in verreweg de meeste gevallen niet naar wat in abstracto het beste resultaat zou kunnen worden genoemd, maar naar een resultaat dat goed genoeg is voor het probleem dat zij op dat moment hebben op te lossen, in de tijd die hun daarbij ter beschikking staat. Wanneer gebruikers een schijnbaar prachtig zoeksysteem niet of onderbenutten, mag er gerust van worden uitgegaan dat de benutting voor hen te hoge (maar misschien moeilijk zichtbare) kosten met zich meebrengt. Het lijkt bij uitstek een terrein waarvoor regels over marginal utility kunnen worden opgesteld. Deze en soortge lijke overwegingen van economische of cognitieve aard zouden een nieuw licht kunnen werpen op vele aspecten van toegankelijkheid. Zo'n vijfde hoofdstuk valt echter buiten de archiefwetenschap stricto sensu, en moet hier dus achterwege blijven. Het resultaat dat voor u ligt, stemt de redactie tot grote dankbaarheid jegens de auteurs, die grote bereidwilligheid en veel geduld aan de dag hebben gelegd; jegens het bestuur van de Stichting Archiefpublicaties, dat ons opnieuw alle vrijheid heeft gegeven; en jegens het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, dat redactionele ondersteuning ter beschikking stelde. Theo Thomassen Bert Looper Jaap Kloosterman 9 WOORD VOORAF 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 6