een frontale aanval in de American Archivist.2 Hij schetste daarin de tekortkomin gen van het concept in al die gevallen waarin de vorming van het archief en de administratieve geschiedenis niet met elkaar in de pas lopen. In welke record group plaats je een serie die zijn oorspronkelijke archiefvormer heeft overleefd? Scott's antwoord was duidelijk: gooi de record group als hoogste vorm van aggre gatie overboord en neem de serie als uitgangspunt. In Scott's betoog klinkt al enigszins door wat later functional provenance zal gaan heten, al trekt hij nog niet de conclusie dat de serie in de regel de neerslag van een bepaalde functie is, func ties veel stabieler zijn dan de organisaties die ze uitvoeren en dus een veel beter uitgangspunt voor ordening. Hij maakt al wel een expliciet onderscheid tussen beschrijving van de context (die nog wel sterk organisatorisch is) en het archief. Op het moment van verschijnen in 1966 heeft het artikel niet geleid tot een diep gaand debat. Waarschijnlijk was de tijd daar ook nog niet rijp voor. In Europa heeft het artikel -voor zover ik kan nagaan- nauwelijks aandacht getrokken: wie op het oude continent hield zich bezig met archivistisch-theoretisch achtergeble ven gebieden als Australië of de Verenigde Staten? Stel dat Scott zijn artikel in het Nederlands Archievenblad had gepubliceerd en in plaats van het record group concept (waarvan hier weinigen ooit gehoord zullen hebben) het archief als basis voor ordening en beschrijving zou hebben willen afschaffen! Fruin zou zich in zijn graf hebben omgedraaid. Wat in 1964 begon als een experiment in het Commonwealth Archives Office, werd door Scott en anderen in de jaren '70 en '80 van de twintigste eeuw systema tisch uitgewerkt. Samen met G. Finlay en C.D. Smith publiceerde Scott een serie van vijf artikelen in Archives Manuscripts, waarin hij het systeem theoretisch onderbouwde, een bijbehorende methode voor ordenen en beschrijven ontwierp en deze met praktische voorbeelden illustreerde.3 Het is dit systeem waarop Hurley zijn artikel baseert. Opvallend is de expliciete scheiding tussen de beschrijving van de organisaties (inventory of agencies) en die van de series zelf (inventory of series). In het bepalen en beschrijven van relaties tussen context en series ziet Scott de kern van het werk van de archivaris. Op de manier waarop Scott dat in het systeem weergeeft, valt wel wat af te dingen, maar -zoals Hurley aantoont- dat is niet het gevolg van een tekortkoming in het systeem, maar van tekortkomingen in de tech nologie die toentertijd ter beschikking stond: de schrijfmachine. Hurley maakt in zijn beschouwing wel gebruik van concepten uit de theorie van de (relationele) database. Dan pas komt de kracht van het series systeem ten volle tot zijn recht, maar ook zijn zwakheid aan het licht. Scott zet de serie in plaats van het archief (record group) als hoogste niveau, maar hij beschouwt het nog steeds als een fysiek geheel. De manier waarop hij de serie ziet, komt sterk overeen met de wijze waarop Muller, Feith en Fruin het archief definieerden. Noch Scott, noch Muller cs maken onderscheid tussen logisch en fysiek. Pas in de jaren '90 komt dat onderscheid naar voren, onder meer bij auteurs als Michel Duchein en Terry Cook4 en vooral door het fenomeen digitaal archief. Een bijna logische vervolgstap op Scott's series system is volledige oriëntatie op functies, dat wil zeggen, niet een aggregatie van archiefbestanddelen is het uit gangspunt voor beschrijven, maar functies en bedrijfsprocessen - in de lijn van PIVOT. Hurley denkt duidelijk in die richting en hij laat zien dat Scott's systeem in het teken staat van overgang van het beschrijvende paradigma naar het func tionele. Hij benadrukt ook dat herkomst (provenance) verschillende kanten heeft: 'after nearly thirty years, it is now much clearer that records creation is only one aspect of provenance'. Als dat zo is, dan bestaat er niet een enkele orde ning gebaseerd op herkomst, maar zijn er verschillende mogelijk, die logisch gezien naast elkaar bestaan. Aan het eind van zijn artikel betoogt Hurley dat als archivarissen hun werk goed doen en de juiste relaties leggen, onderzoekers daarop hun eigen views kunnen maken, als het ware hun eigen series kunnen vormen. Ook het archief is zo'n view: alle archiefdocumenten gevormd door een te onderkennen entiteit (actor). Zo'n flexibele benadering maakt het debat tussen de voorstanders van het behoud van het archief, en zij die een lager niveau van ordening voorstaan, overbodig. DE KLASSIEKE ONTSLUITING EN HAAR ONTWIKKELING 2 Peter J. Scott, 'The Record Group Concept: A Case for Abandonment', American Archivist 29:4 (1966) 493-504. 3 P.J. Scott and G. Finlay, 'Archives and Administrative Change. Some Methods and Approaches (Part 1), Archives <fe Manuscripts 7:3 (1978) 115-127; P.J. Scott, C.D. Smith and G. Finlay, 'Archives and Administrative Change. Some Methods and Approaches (Part 2), Archives Manuscripts 7:4 (1979) 151-165; P.J. Scott, C.D. Smith and G. Finlay, 'Archives and Administrative Change. Some Methods and Approaches (Part 3), Archives Manuscripts 8:1 (1980) 41-54; P.J. Scott, C.D. Smith and G. Finlay, 128 PETER HORSMAN TOELICHTING BIJ CHRIS HURLEY, THE AUSTRALIAN ('SERIES') SYSTEM: AN EXPOSITION 'Archives and Administrative Change. Some Methods and Approaches (Part 2), Archives Manuscripts 8:2 (1980) 51-69; P.J. Scott, 'Archives and Administrative Change. Some Methods and Approaches (Part 2), Archives Manuscripts 9:1 (1981) 3-18. 4 Zie: Terry Cook, 'What is past is prologue: a history of archival ideas since 1898, and the future paradigm shift', in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (red.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek.Jaarboek 1999 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 1999) 29-67, vooral 51-57. 129

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 66