Communicatiestandaards: EAD en EAC58 EAD (Encoded Archival Description) is een standaardtechniek voor de uniforme presentatie in machineleesbare vorm van klassieke archieftoegangen. De unifor me digitale presentatie van toegangen heeft tot doel de uitwisseling van archief beschrijvingen via digitale netwerken te vergemakkelijken. Daarom heeft men de systematiek van EAD ook laten aansluiten bij ISAD en ISAAR. Tegelijkertijd ver groot EAD het raadpleeggemak en de gebruiksmogelijkheden van deze toegangen. Zo kunnen beschrijvingen van archiefbestanddelen zichtbaar worden gemaakt door het aanklikken van de desbetreffende paragrafen of rubrieksaanduiding. De opmaak in SGML (Standard Generalized Markup Language) maakt het mogelijk om bestanddelen van series in lijst- of tabelvorm te presenteren. Full-text indice- ring vergroot de zoekmogelijkheden aanzienlijk. De mogelijkheden van EAD worden duidelijk zichtbaar op de website van het IISG, dat al zijn toegangen in het EAD-format beschikbaar heeft gemaakt.59 EAD is een communicatiestandaard die in principe neutraal staat ten opzich te van de gehanteerde inventarisatiemethode, maar die in zijn huidige vorm en vooral door zijn sterk hiërarchische opbouw goed aansluit bij het klassieke toe gangenapparaat. De toepassingsmogelijkheden zijn echter nog lang niet ten volle benut. Zo werken EAD-ontwikkelaars momenteel met het ICA Committee on descriptive standards samen aan een nieuwe standaard voor contextbeschrijving, die Encoded Archival Context (EAC) wordt genoemd. Het einde van het klassieke ontsluitingsparadigma Archivarissen hebben de fysieke ordening van archief lang beschouwd als een afbeelding van de context van herkomst en dus als uitgangspunt bij het beschrij ven. Ze gingen lange tijd uit van een één-op-één-relatie tussen archiefvormer en archief, ze koesterden een voorkeur voor eenduidige (natuurlijke) classificaties, ze bleven ook verder de uitgangspunten van de Handleiding trouw. Terwijl methoden, technieken en opvattingen veranderden, bleef het klassieke beschrij vingsparadigma overeind. De Australiër Peter Scott was een van de eerste archivarissen die dat beschrij vingsparadigma fundamenteel ter discussie stelde.60 Hij benadrukte, dat archief vormers, archiefbestanden en hun onderlinge relaties dynamisch en complex zijn en dat dat in toegangen zichtbaar moet worden gemaakt. Relaties tussen archiefvormers en archief moeten kunnen worden beschreven als relaties tussen veel archiefbestanden en één archiefvormer, tussen veel archiefvormers en één archiefbestand, tussen veel archiefvormers en veel bestanden, tussen archiefvor mers en andere archiefvormers, tussen bestanden en andere bestanden en tussen bestanden archiefvormers en functies en omgekeerd. Met deze benadering werd een ontwikkeling ingezet waarin de archiefontsluiting veranderde van een stati sche methode om fysieke documenten te beschrijven in een dynamisch systeem van het representeren van meervoudige onderlinge relaties.61 Ook Nederland speelde in deze ontwikkeling een rol. Hier vormden de groei ende aandacht voor de context en het inzicht dat er tussen archiefvormers en archieven geen eenduidige relaties bestaan een wezenlijke bijdrage aan de ontwik keling van de archivistische analysemethode van PIVOT. De functionele benade ring die in dit project werd gehanteerd bracht mee, dat primair geen informatiedragers moesten worden beschreven maar informatie, geen fysieke objecten maar processen en geen stukken maar handelingen. Een dergelijke benadering is inmiddels gemeengoed bij archiefvormers. Haar groeiende popula riteit is niet zozeer het gevolg van het succes van PIVOT, maar vooral van het groeiende inzicht dat dat het bij complexe archieven en zeker bij digitaal archief eigenlijk de enige bruikbare benadering is.62 Digitalisering is een andere ontwikkeling die aan het toegangenapparaat zijn klassieke karakter ontneemt. Klassieke inventarissen die worden gedigitaliseerd of met behulp van een computerprogramma worden bewerkt, blijven klassieke inventarissen. Maar een inventaris die zelf de gegevensstructuur heeft van een relationele database en die dus heel andere sorterings- en bevragingsmogelijkhe- den heeft, kan niet meer als een klassieke inventaris worden aangemerkt. Het ontstaan van digitaal archief heeft het einde van het klassieke toegangen systeem ingeluid. Digitaal archief vraagt om een functionele in plaats van een documentgerichte ontsluiting. Toegankelijkheid moet bij digitaal archief worden gerealiseerd op het moment van de vorming. Hierdoor verschuift bij het toegan kelijk maken het accent voor de archivaris van het ontwerpen van beschrijvings systemen naar het ontwerpen van archiveringssystemen. Een digitaal archiveringssysteem kan niet heel gemakkelijk achteraf met behulp van een mooie toegang worden ontsloten, maar moet ingesteld zijn op een automatische opname van de relevante contextinformatie, zoals informatie over de omstandig heden van ontstaan en gebruik.63 Dat betekent natuurlijk niet, dat archivarissen in de toekomst geen afzonder lijke toegangen meer zullen maken. In de eerste plaats lijkt de behoefte aan een voortgaande ontsluiting van papieren archief nauwelijks te vervullen. Er worden nieuwe, postklassieke toegangen ontwikkeld, en in het bijzonder toegangen met een database-structuur: een Archiefvormersoverzicht (Van Driel), een ISAD- database (Archiefschool), een digitale stamboom (GA Delft) enzovoorts. Deze en andere nieuwe middelen tot ontsluiting maken vooral duidelijk dat het einde van de mogelijkheden nog lang niet in zicht is, voor papieren archief niet en voor digitaal archief evenmin. Digitaal archief kan alleen voor een breed publiek beschikbaar worden gesteld als er slimme gebruikersinterfaces, digitale schillen, databases met gestandaardiseerde contextinformatie enzovoorts beschikbaar zijn. De twintigste eeuw is voor archivarissen de eeuw van de klassieke archief ontsluiting. Het ziet ernaar uit dat de eenentwintigste eeuw de eeuw zal zijn van archiefontsluiting die onafhankelijk is van het logistieke beheer. Dat betekent DE KLASSIEKE ONTSLUITING EN HAAR ONTWIKKELING 58 Daniel V. Pitti, "Encoded Archival Description. An Introduction and Overview". D-Lib Magazine November 1999, Volume 5 Number 11, http://www.dlib.org/dlib/november99/llpitti.html. Zie ook de EAD standards homepage van de Library of Congress http://www.loc.gov/ead/ead.html. 59 Zie: Erhan Tuskan, '@rchiefinventarissen IISG op internet', in: Archievenblad 105.9 (nov. 2001) 20-21. De inventarissen zelf zijn te vinden op: http://www.iisg.nl/archives/index.html. 60 Zie het artikel van Chris Hurley in deze bundel pp. 130-148. 124 THEO THOMASSEN KLASSIEKE TOEGANGEN OP ARCHIEVEN: EEN OVERZICHT 61 Terry Cook, 'What is Past is Prologue: A History of Archival Ideas Since 1898, and the Future Paradigm Shift' in: Horsman e.a. Paradigma 56 62 Terry Cook, 'The Concept of the Archival Fonds in the Post-Custodial Era: Theory, Problems and Solutions', Archvaria 35 (Spring 1993) 24-37; Chris Hurley, "What, If Anything, is a Function?" Archives and Manuscripts 21 (November 1993); Chris Hurley, The Australian ('Series') System. An Exposition' elders in het jaarboek. 63 Horsman. Archival Description from a Distant View http://www.asap.unimelb.edu.au/asa/stama/conf/WW KHorsma n.htm 125

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 64