larij afkomstig zijn, tot hetzelfde archief behoren of in hetzelfde archiefdepot worden bewaard. Het is een toegang in de hier gebruikte betekenis als ze de charters van één archiefbestanddeel, een serie of een heel archief ontsluit. Muller en Fruin zelf bevorderden het maken van regesten enthousiast, Heeringa uitte er in de jaren dertig in het Archievenblad zijn scepsis over en Dekker rekende er in 1973 definitief mee af. In zijn lezing op het november- symposion van de VAN 50 toonde Dekker overtuigend aan, dat het voorschrift van de bewerkers van de Handleiding om regesten te maken voor rijke middel eeuwse bronnen praktisch onuitvoerbaar, op de wijze van de Handleiding uiter mate tijdrovend en voor de historische onderzoeker tamelijk nutteloos was. Andere toegangen verdienden naar zijn stellige overtuiging boven regestenlijsten de voorkeur. Het betoog van Dekker kan als volgt worden samengevat. Regestenlijsten waren oorspronkelijk bedoeld als voorbereiding op uitgaven van oorkonden in extenso in oorkondenboeken. Later, toen was gebleken dat zo'n uitgave in extenso niet tot de mogelijkheden behoorde, werden ze aangewend als vervanging van die oorkondenboeken. Muller, Feith en Fruin op hun beurt gaven regesten lijsten een nieuw doel: als nadere toegang voor de in een archief beschreven oorkonden. Voor archieven met een rijk middeleeuws bestand blijkt dit doel in de praktijk niet realiseerbaar: het samenstellen van regesten volgens de voorschriften van de Handleiding is daarvoor te tijdrovend. Bovendien is het nut van zo'n regestenlijst voor de onderzoeker doorgaans gering. De keuze van wat wordt opgenomen en weggelaten wordt nog steeds bepaald door de rechtshistorische en institutionele belangstelling van de generatie Muller, Feith en Fruin; er ligt een sterke nadruk op de rechtshandeling. Boven één regestenlijst (of een chronologische toegang op een archief in het algemeen) verdienen toegangen per categorie bronnen of per serie vaak de voorkeur. Deze kunnen ook los van de inventaris worden bewerkt. Een voorbeeld van zo'n toegang per categorie is het leenrepertorium, dat bestaat uit analyses van beleenakten die niet chronologisch zijn geordend, zoals in de leenregisters zelf, maar per leen. Een toegang heeft niet ten doel raadpleging van het stuk overbodig te maken. Dat is hoe dan ook een gevaarlijke illusie. De vermenigvuldiging van de bron in druk, met film of door middel van fotokopieën is hiervoor een beter middel. Kiest men toch het regest als toegang op de in de inventaris beschreven stukken, dan moet men dit minder formalistisch kunnen doen dan tot dusver. De correspondentenlijst tenslotte ontsluit maar één type document, namelijk de brief. In inventarissen van archieven met veel correspondentie dienen ze als nadere toegang, die nodig is omdat niet alle correspondenten in een klassieke inventaris via de formele beschrijvingen van correspondentie zijn terug te vinden, omdat die dikwijls verwijzen niet naar individuele correspondenten, maar naar categorieën correspondenten. De laatste ontwikkelingen in het klassieke toegangenapparaat Meer context, meer computers In de loop van de twintigste eeuw zijn steeds weer nieuwe ontsluitingsmethoden bedacht, nieuwe technieken geïntroduceerd en opvattingen over toegankelijkheid bijgesteld. Daardoor heeft het klassieke toegangenapparaat zich voortdurend ont wikkeld. Een heel belangrijke ontwikkeling is de geleidelijke verschuiving in de aan dacht van de beschrijving van archiefbestanddelen zelf naar de beschrijving van hun ontstaanscontext: "the granularity and specificity has moved from the con tents list to the frontismatter (e.g., biography, donor information, restrictions) where one may find details of the provenance of the records."51 In Nederland is deze verschuiving eerst zichtbaar geworden in het groeiende aandeel in het toe gangenapparaat van archief- en onderzoeksgidsen en meer recentelijk ook in de inrichting van de toegangen zelf. De vervanging van de beschrijving van stukken door de beschrijving van handelingen (PIVOT) markeert hier het einde van de klassieke benadering. Een niet minder belangrijke ontwikkeling is het gevolg van de toepassing van de digitale informatietechnologie sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Klassieke papieren inventarissen worden sindsdien geconverteerd naar een digitaal format, om een bredere verspreiding mogelijk te maken en de gebruiks mogelijkheden te vergroten. De productie van digitale inventarissen wordt geautomatiseerd met behulp van tekstverwerkingsprogramma's of van speciale inventarisatieprogramma's, opnieuw om de gebruiksmogelijkheden te vergroten, maar ook om de productie van klassieke inventarissen aanmerkelijk te vereen voudigen. Onconventionele digitale toegangen worden ontwikkeld voor papieren archief en bevragingsfuncties worden ontworpen voor digitale archiveringssyste men. In de laatste twee gevallen worden de grenzen van het klassieke toegangen systeem overschreden. Digitale toegangen met een databasestructuur verschillen fundamenteel van klassieke toegangen, in opbouw, presentatie en bevragings- mogelijkheden. Bij digitaal archief vormen de bevragingsfuncties een integraal en noodzakelijk onderdeel van het archiveringssysteem. Digitalisering leidt ook tot verdergaande standaardisatie van de manier waarop toegangen worden vervaardigd en van die toegangen zelf. Dat maakt het mogelijk om instrumenten voor de archiefontsluiting die in de papieren wereld van elkaar waren onderscheiden, beter op elkaar af te stemmen. Verschillende klassieke middelen tot ontsluiting kunnen zelfs, zoals hierboven al werd gecon stateerd, in één digitale toegang worden geïntegreerd. De techniek van het digitaliseren brengt onvermijdelijk veranderingen teweeg in het karakter van de klassieke toegang zelf, die daardoor uiteindelijk zijn klas sieke karakter verliest. Maar klassieke toegangen worden niet minder klassiek als ze zijn vervaardigd met behulp van een computerprogramma of als ze zijn bewerkt volgens standaards voor digitale beschrijving, presentatie of communi catie. Daarom moet ook in dit overzicht van klassieke toegangen gepaste aan dacht worden besteed aan toegangen die volgens deze betrekkelijk nieuwe methoden tot stand zijn gekomen. DE KLASSIEKE ONTSLUITING EN HAAR ONTWIKKELING so C. Dekker, 'Het regest', NAB 77 (1973) 360-373. 120 THEO THOMASSEN KLASSIEKE TOEGANGEN OP ARCHIEVEN: EEN OVERZICHT 51 Elizabeth Yakel, 'Designing Representational Systems', paper presented at the Seminar 'Archives, Documentation, and the Institutions of Social Memory', Advanced Study Center and International Institute, University of Michigan, March 28, 2001, 12. 121

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 62