Toegangen Drie perioden, drie typen toegangen Toegangen zijn dus samenhangende representaties van archiefstukken onder ver wijzing naar hun vindplaats, maar die representaties kunnen evenals het gerepre senteerde vele vormen aannemen. In aansluiting bij de fasering die ik eerder voorstelde voor de ontwikkeling van de archiefwetenschap, maak ik hier een onderscheid in preklassieke, klassieke en postklassieke toegangen.11 De klassieke toegangen, de toegangen die typerend zijn voor de periode waarin het klassieke paradigma in de archivistiek domineert, vormen het centrale onderwerp van dit overzicht. Een goed begrip van hun eigenaardigheden is echter alleen mogelijk als we ze vergelijken met hun voorgangers en hun opvolgers. Vandaar dat hieron der ook aan de preklassieke en de postklassieke toegang enige aandacht zal worden besteed. Preklassieke inventarissen en tijdrekenkundige registers Vóór de publicatie van de Handleiding in 1898 zijn de belangrijkste toegangen op 'historisch archief de archiefinventaris of -catalogus en het tijdrekenkundig register.12 Het grote verschil tussen de archiefinventaris van vóór en van na 1898 is niet gelegen in de toegepaste beschrijvingstechniek. De beschrijvingen van de archief bestanddelen zijn zowel in de preklassieke als in de klassieke inventaris ontleend aan de vorm van het regest. Het verschil is eerder gelegen in de afbakening van het geïnventariseerde object, in de relatie van de inventaris met de rest van het toegangenapparaat en in de rangschikking van de beschrijvingen in de inventa ris. Het object is het archief, maar dan niet het archief van een bestuur, maar het archief van een gemeenschap, samengebracht in één depot. De inventaris is één van de instrumenten in het toegangenapparaat, een toegangenapparaat dat niet is opgebouwd rond verschillende ontsluitingsniveaus en ook verder weinig struc tuur heeft. Terwijl de beschrijvingen van de klassieke inventaris zijn geordend volgens een classificatie die overeenstemt met de manier waarop de archiefvor mer zijn werkzaamheden organiseerde, wordt de ordening van de beschrijvingen in de preklassieke inventaris bepaald door de vorm van de archiefbestanddelen, de chronologie en/of het onderwerp waarop de archiefstukken betrekking hebben. Het tijdrekenkundig register is een register waarin beschrijvingen van archief documenten ongeacht hun fysieke en hun logische structuur in chronologische volgorde onder elkaar zijn geplaatst, om hun bestaan te constateren en de inhoud ervan kort mee te delen.13 De oorsprong van het tijdrekenkundig register is de regestenlijst, een chronologische lijst van regesten (korte samenvattingen) van akten en in het bijzonder van uitgegeven oorkonden, hun optekeningen, registraties en kopieën. Als afschrikwekkend voorbeeld van het tijdrekenkundig register geldt sinds de Handleiding het register Feith, een beschrijving in chro nologische volgorde van alle archiefdocumenten van de stad en de provincie Groningen in het archief depot van Groningen buiten hun oorspronkelijke verband. Deze archiefvermenging is voor tijdrekenkundige registers echter niet representatief.14 De klassieke toegang: een begripsomschrijving De klassieke toegang (en vooral de klassieke inventaris) is in de Nederlandse archivistiek een begrip, maar wel een vaag begrip. Want wat is klassiek? In het normale spraakgebruik is het iets wat deugt. "Ik zweer u dat klassiek is Al wat gezond en waar, bevallig, geestig, chiek is", schreef De Génestet.15 En als we ons ook in de begripsomschrijving op het Woordenboek der Nederlandse Taal verla ten, moeten we een klassieke inventaris zien als een inventaris die als een voor beeld wordt gezien van stijl en volmaaktheid, een toegang die door gebruik of traditie zeker aanzien gekregen heeft en die de voorkeur verdient boven andere toegangen. Inderdaad heeft de klassieke inventaris, de inventaris van de Handleiding, lange tijd gegolden als de ideale toegang die alle andere toegangen overbodig of ondergeschikt maakte. Hij was de kern van het klassieke ontsluitingssysteem en het onbetwiste uitgangspunt voor de bewerking van nadere toegangen en archie venoverzichten. Hij was driekwart eeuw lang het pièce de resistance van de archief opleiding: je mocht je archivaris noemen als je er een kon maken. Maar hoewel hij geïntroduceerd was om te voorkomen dat historici zouden verdwalen in een rijstebrijberg van losse stukken, werd hij geleidelijk aan afgewaardeerd tot een reiswijzer voor een archivistische survivaltocht. Als we nu de klassieke inventaris willen definiëren, dan moet die definitie iets anders inhouden dan alleen maar een positief waardeoordeel. Het begrip 'klassieke inventaris' is gekoppeld aan het klassieke archiefbegrip. Een klassieke inventaris is ontworpen als toegang op overgedragen archief, opge vat als een geheel van bescheiden ontvangen en opgemaakt door een bestuur of een zelfstandig handelend ambtenaar bij de uitvoering van zijn taken en naar zijn aard bestemd om onder dat bestuur of die ambtenaar te berusten. Hij is een representatie van een hiërarchisch systeem van 'bescheiden', een representatie waarin dat systeem top-down wordt beschreven, van het algemene naar het bij zondere, van het geheel tot het afzonderlijke archiefbestanddeel. De relaties tussen de bestanddelen worden gerepresenteerd door een natuurlijke classifi catie, een classificatie die zoveel mogelijk overeenkomt met de oorspronkelijke structuur van het archief en van de activiteiten van de archiefvormer. De be schrijvingen van de archiefbestanddelen en hun onderlinge relaties en van de archiefvormer en zijn activiteiten zijn in een platte, verhalende tekst geïnte greerd. Of een inventaris klassiek is of niet wordt dus bepaald door de manier waarop het object dat hij beschrijft wordt gedefinieerd en door de classificatie van de elementen waaruit dat object bestaat en niet door de manier waarop hij is geproduceerd. Klassieke inventarissen kunnen met een kroontjespen, een type machine of de drukpers, maar ook behulp van een tekstverwerker of een geauto- DE KLASSIEKE ONTSLUITING EN HAAR ONTWIKKELING 12 Theo H.P.M. Thomassen, 'Van evenement naar structuur: ordenen en beschrijven in de eeuw voor de Handleiding', in: Horsman e.a., Handleiding XXXV-XXXVII en LVI; afb. XXXIX. 13 Met document bedoel ik hier record of optekening (bijv. een resolutie in een resolutieboek) en dus niet een stuk of het enkelvoud van bescheiden, zoals Den Teuling (conceptterminologie 3). Archiefdocument is hier niet zoals bij Den Teuling synoniem met archiefstuk (conceptterminologie 8). Document verwijst hier naar een logische en stuk en niet naar een fysieke entiteit. 108 THEO THOMASSEN KLASSIEKE TOEGANGEN OP ARCHIEVEN: EEN OVERZICHT 14 H.O. Feith, Register van het archief van Groningen 802-1847 (Groningen, 1853-1877), 6 delen en 3 delen vervolg. Twee pagina's uit dit register zijn afgebeeld in: Horsman e.a. Handleiding XLVI. Een meer represen tatief voorbeeld van een tijdrekenkundig register is de deels tabellarische inventaris van Gratama van het oud archief van Coevorden, waarvan een pagina is afgedrukt in ibid. XXXIX. 15 P.A. de Génestet, Dichtwerken. Verzameld en uitgegeven onder toezicht van C.P. Tiele. 2e dr. dl. 1. (Amsterdam 1871) 226. 109

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 56