vraag
Figuur 2
Schillen van toegankelijkheid
Enige conclusies
Er zijn in dit artikel twee stromingen door elkaar aan de orde gekomen, in de
eerste plaats die van de huidige 'globalisering' in de vorm van het internet
als één virtueel domein en in de tweede plaats de opkomst van allerlei nieuwe
instrumenten en methoden om informatie toegankelijk te maken. De laatste zijn
veelal afkomstig uit de bibliotheek- en wetenschappelijke wereld, maar kunnen
een aanvulling vormen op de archivistische werkwijze. De stromingen staan niet
op zich, maar hebben met elkaar te maken. De (vooral economische) 'globali
sering', die op dit moment zoveel weerstand oproept, omdat het geen recht doet
aan verschillende culturen en identiteiten, aan de zwakken e.d., krijgt ook meer
en meer effecten op de verschillende informatieaanbieders op het internet en
dwingt hen bijna om zich daaraan aan te passen. Het is daarom zaak dat deze
informatieaanbieders, waaronder ook archiefdiensten, zich realiseren welke
ontwikkelingen zich voordoen en hoe zij daarop moeten inspelen, willen zij
niet in het 'gedrang' onder de voet gelopen worden. Dat gebeurt slechts aarze
lend en nog te veel in eigen kring of discipline. De openheid van internet vereist
analyse en studie van wat anderen doen, het evalueren van en aansluiting zoeken
bij nieuwe vormen van toegankelijk maken en het aangaan van vormen van
samenwerking. In de huidige archiefpraktijk in Nederland vindt dat nog
onvoldoende plaats.
Het ontstaan van de virtuele ruimte van internet (het WWW) brengt kortom
ingrijpende consequenties mee voor alle informatiebeherende instellingen. Een
begrip als toegankelijkheid krijgt nieuwe dimensies en moet opnieuw worden
doordacht. Toegankelijkheid wordt domeinoverschrijdend en beperkt zich niet
tot fysieke instellingen. Samenwerking en het leggen van verbindingen met
66
anderen is op twee punten vereist, met de overheidsadministratie, omdat daar
de archiefvorming plaatsvindt en archiefdiensten daar mee te maken hebben en
tot op zekere hoogte van afhankelijk zijn, en met andere informatieaanbieders,
omdat deze met hen 'concurreren' op het internet. Het dwingt archivarissen
kortom buiten hun eigen werkgebied te kijken. Een goede invulling van het
begrip 'klantgerichtheid' leidt daar al bijna automatisch toe.
Het is ook belangrijk te constateren dat die keren dat interdisciplinaire contac
ten plaatsvinden het duidelijk wordt hoe veel archiefdeskundigen kunnen bij
dragen aan het toegankelijk maken van informatie op het web. Het werkt kortom
naar twee kanten en dat wordt vaak onvoldoende beseft. De archiefdiscipline
heeft haar eigen kracht. De ontwikkelingen rond het maken van een 'handelin-
genbank' in Nederland, maar ook die met betrekking tot EAC zijn er een uiting
van. Ze zijn tamelijk uniek in een wereld die zich vooral richt op Dublin Core-
achtige benaderingen.
Op het terrein van het beheer van digitale archiefbescheiden komt het conti-
nuümdenken om de hoek kijken, de in een eerdere publicatie besproken ver
schuiving van het paradigma. Beschrijving vindt immers gedurende gehele
levensduur van die archiefbescheiden plaats.40 In dit verband zijn ook de ontwik
kelingen rond de openbaarheid van belang. De vergroting van de reikwijdte van
openbaarheid in Nederland en van het beschikbaarstellen van overheidsinforma
tie, zoals nu in voorbereiding, legt extra druk op diensten om informatiebronnen
toegankelijk te maken. Dat wordt nog eens onderstreept en versterkt door het
feit dat op internet informatie altijd en overal beschikbaar is (d.w.z. 7/24 ofwel
7 dagen gedurende 24 uur per dag).
Veel aandacht binnen de archiefgemeenschap was in de traditionele werkwijze
gericht op het aanbieden van informatie over archieven en van toegangen.
Relatief weinig aandacht werd besteed aan de gebruiker of onderzoeker die langs
kwam met een vraag. De archivaris vervulde de rol van intermediair en de
onderzoeker moest het daar mee doen. Archieven hadden, en hebben overigens
nog steeds, hun eigen deskundigheid en daarmee een eigen identiteit. De nieuwe
technologie biedt evenwel nieuwe mogelijkheden en schept, nee vraagt nieuwe
vormgeving en nieuwe benaderingen. De gebruiker wordt middelpunt, of om in
het huidige jargon te spreken de organisatie kantelt van aanbod- naar vraaggericht.
Invulling ervan in samenhang met de nieuwe technologie vraagt een ingrijpende
aanpassing in bestaande organisaties en in bestaande werkwijzen. Dat zal de
nodige energie en tijd vragen, maar vooral een visie die past in het huidige
tijdsgewricht.
67
TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS
navigatie
HANS HOFMAN HET EEUWIGE ZOEKEN: TOEGANKELIJKHEID: WETEN, ZOEKEN, VINDEN
40 Zie bijv. Adrian Cunningham, 'Dynamic descriptions. Australian strategies for the intellectual control of
records and recordkeeping systems', in: Horsman e.a., Naar een nieuw paradigma in de archivistiek, 133-144.