praktische en geleidelijke overgang van onderop. In navolging hiervan wordt nu, zoals al kort aangeduid, gewerkt aan een uitwis selingsformaat voor de beschrijving van context ofwel van organisaties, families en personen. Daarbij wordt de International Standard Archival Authority Record for Corporate Bodies, Persons, and Families (ISAAR (CPF)) als uitgangspunt genomen. Dit wordt Encoded Archival Context (EAC) genoemd. Evenmin als ISAD/G is ISAAR (CPF) echt geschikt voor een digitale wereld, maar zij bieden wel een basis. In samenhang met de ontwikkeling van EAC wordt ook veel aan dacht besteed aan de relaties tussen de entiteiten, waarvoor waarschijnlijk een apart Document Type Definition (DTD) gemaakt wordt, genaamd Encoded Archival Relationship (EAR), terwijl ook de ontwikkeling van een DTD voor de beschrijving van functies of activiteiten (EAF) is gepland. Op die manier wordt geleidelijk gewerkt aan de opbouw van een driedimensionaal beschrijvingsinstru ment van de archiefbescheiden en hun (ontstaans- en ook beheers)context, dat aansluit bij het model van Monash. In Nederland is er het project van de zogenaamde 'Handelingenbank', dat tot doel heeft institutionele gegevens over archiefvormende instellingen en functio narissen vast te leggen. Het richt zich vrijwel uitsluitend op overheidsinstellingen en niet op de private sector of personen of families, hoewel het in principe ook daarop toepasbaar zal zijn. De reden is gelegen in het feit dat het uit het PIVOT- projectis voortgekomen. In de Rapporten Institutioneel Onderzoek (RIO's) is op beschrijvende wijze de institutionele geschiedenis van overheidsinstellingen weergegeven, zodat op basis van die kennis de essentiële taken of bedrijfsproces sen (de zgn. 'handelingen') kunnen worden geïdentificeerd waarvan de archief bescheiden bewaard zouden moeten worden. Vervolgens kan dan de feitelijke selectie van die cultuurhistorisch waardevolle archiefbescheiden plaatsvinden. Hoewel de werkwijze van PIVOT in de eerste plaats gericht is op de selectie van archiefbescheiden, biedt zij tevens aanknopingspunten voor de structurering van een archief. Het ordenen van de bij de uitvoering van taken ontvangen en opge maakte documenten volgens die taken (of 'handelingen') lijkt immers het meest logisch en in lijn met behoeften van de organisatie zelf. Ook hier heeft de toepas sing van ICT de nodige gevolgen voor de wijze waarop taken worden uitgevoerd en voor de bijbehorende informatievoorziening. Door de gegevens over taken, organisaties, de daarbij ontvangen en opgemaakte documenten en hun onderlinge relaties gestructureerd op te slaan, zoals uitein delijk de bedoeling is in het geval van de 'Handelingenbank', ontstaat een belangrijk hulpmiddel voor systematisch zoeken. Deze contextbeschrijving biedt op tweeërlei wijze een ingang tot de informatiebronnen: 1)Men kan de beschrijving van de entiteiten en hun onderlinge relaties (de structuur van de context) gebruiken om te zoeken en te navigeren en op die manier archieven of informatiebronnen te lokaliseren 2) De weerspiegeling van de activiteiten en hun afhandeling in de structuur van het archief en de onderlinge relaties tussen archiefbescheiden biedt de mogelijkheid om binnen de archieven of informatiebronnen nader te zoeken. 64 Dankzij de technologie hoeft dit niet sequentieel, maar kan elke van beide ingan gen een beginpunt vormen, afhankelijk van de reeds aanwezige kennis. Behalve een hulpmiddel in zoeken biedt het uiteraard ook de (context)informatie nodig om de bronnen te begrijpen. Het is mogelijk om boven op de context (structuur) andere zoekingangen te maken, die bijv. uitgaan van personen (namen) of geografische aanduidingen of zelfs trefwoorden (al dan niet gecontroleerd). Doordat de informatiebron dezelf de structuur behoudt, blijft zij begrijpelijk en in het juiste verband. De zoekinter face of -schil biedt de keuze tot de verschillende zoekingangen en regelt vervolgens de dialoog met de gebruiker of onderzoeker tot en met de uiteindelijke presentatie van de bronnen zelf of de informatie erover. De 'Handelingenbank' zelf bijvoorbeeld is dan vooral de 'binnenkant', zoals de motor van een auto, de zoekinterface, die gebruikers (ook niet-professionele) gemakkelijke zoekingangen biedt en hen begeleidt bij het zoeken is vergelijkbaar met het 'dashboard'. Daarbij kan het genoemde EAC een belangrijke rol spelen. Dat is immers gericht op het begrijpelijk presenteren van de gegevens en kan dat op verschillende manieren. Er ontstaat min of meer een opbouw van lagen: - inhoud ofwel bron zelf (archiefbescheiden in dit geval) en de aangebrachte structuur; - context: levert informatie over de ontstaanscontext (bijvoorbeeld actoren, functies), de beheerscontext (onder andere wat is ermee gebeurd; wie zijn er verantwoordelijk geweest) en de onderlinge relaties van de bronnen; - navigatiemechanismen en zoekingangen: bijvoorbeeld gebruik van trefwoor den (full-text retrieval), gecontroleerde woordenlijsten (thesauri), associa tieve middelen (bijvoorbeeld hyperlinks), gebruik van context, geografische coördinaten (of kaartgeoriënteerde toegang), namen, structuur; - interface: maakt de dialoog tussen vrager en internet mogelijk en biedt de keuze uit de verschillende bovengenoemde zoekingangen of navigatieme chanismen; tevens wordt hier het zoekresultaat gepresenteerd. Mogelijke toepassingen van zoekingangen kunnen zijn het gebruik van Dublin Core- beschrijvingen of van topic maps (waarmee niet alleen documenten, maar ook archieven als geheel en archiefvormers beschreven zouden kunnen worden). Op deze manier ontstaat het volgende vereenvoudigde conceptueel model voor het beschikbaar stellen van informatie en bijbehorend zoek- en navigatie- mechanisme: 65 TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS HANS HOFMAN HET EEUWIGE ZOEKEN: TOEGANKELIJKHEID: WETEN, ZOEKEN, VINDEN

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 34