Nadere afbakening van het begrip toegankelijkheid Na deze korte tour d'horizon is het zaak het begrip toegankelijkheid nader onder de loupe te nemen en te omschrijven. Niet definiëren, want dat zou te veel zijn gezegd. Wie op internet een zoekactie uitvoert met als trefwoord 'toegankelijkheid' krijgt veel treffers die niets te maken hebben met informatie, maar alles met gehandi capten. Het gaat hier vooral om fysieke toegankelijkheid van gebouwen. Slechts een enkele verwijzing heeft inderdaad te maken met informatie. Hetzelfde geldt overigens voor het Engelse woord accessibility. Het geeft ook nog eens aan dat toegankelijkheid een relatief begrip is, afhankelijk van het doel waarvoor het gebruikt wordt. In een Canadees document uit 1999 worden drie doelstellingen aangegeven voor het archivistisch beschrijven: a) om archiefbescheiden te kunnen begrijpen b) om het terugvinden ervan mogelijk te maken, en c) om de betrouwbaarheid en authenticiteit ervan te waarborgen.29 Deze doelstellingen zijn leidend voor toegankelijk maken. In Nederland is sinds de nieuwe Archiefwet van 1995 als eis geformuleerd dat archieven behalve in geordende en goede staat ook toegankelijk moeten zijn. In de van de Archiefwet en het Archiefbesluit afgeleide regels voor geordende en toegankelijke staat wor den nadere regels gesteld aan toegankelijkheid van archiefbescheiden, maar er wordt weinig inzicht gegeven in wat toegankelijkheid nu eigenlijk is of wat er onder wordt verstaan.30 Wel worden er eisen gesteld aan het hebben van een overzicht en de vindbaarheid ervan door middel van onderwerpsaanduidingen, classificatiecodes of identifica- tiekenmerken, en aan het beschrijven van authenticiteit en van het beheer van archiefbescheiden. Daarmee worden in feite dezelfde doelstellingen als in Canada onderschreven. Het is een tamelijk beperkte invulling van het begrip toeganke lijkheid en kan worden omschreven als een basisniveau. Opvallend is dat er in de vakliteratuur veel geschreven wordt over het vak, wat het inhoudt en welke problemen of onderwerpen bij het archiefbeheer zich voor doen, hoe archieven beschreven moeten worden, maar tot dusver relatief weinig over toegankelijkheid. Tot op zekere hoogte komt het onderwerp aan de orde wanneer over toegangen wordt gesproken, maar relatief weinig aandacht wordt besteed aan de vraag in hoeverre dat de toegankelijkheid bevordert. Wel zijn er van tijd tot tijd discussies over de weinig gebruikersvriendelijke aard van de geproduceerde toegangen. Niettemin bestaat er nog steeds geen definitie van het begrip toegankelijkheid van archieven. In de recent verschenen Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen komt het begrip niet voor, evenmin trouwens als in de voorganger ervan, het Lexicon van Nederlandse archieftermen.3'1 Wel treffen we in de eerstge noemde publicatie het begrip 'toegankelijke staat' aan, dat als kenmerk definieert dat archieven, archiefafdelingen en archiefbestanddelen "binnen redelijke tijd" gevonden kunnen worden. Een wel heel mager en vaag criterium. Wel is er in de laatste twee decennia met tussenpozen enige discussie over toe gankelijkheid geweest. Hoe definieer je wanneer iets toegankelijk is? Wat is de vraag van de gebruiker? Welke categorieën bezoekers of onderzoekers zijn te onderscheiden en welke eisen stellen zij? Tot veel samenhangend beleid heeft dit niet geleid, zoals reeds besproken. Zoals gezegd blijkt toegankelijkheid een relatief begrip te zijn, d.w.z. afhankelijk van de context waarin het gebruikt wordt. De in de inleiding genoemde publica tie 'Normering primaire toegankelijkheid' gaat er van uit dat onderzoekers zelf standig met de gepresenteerde toegangen onderzoek in de betreffende archieven kunnen doen. De vraag is of en hoe deze norm in de praktijk getoetst is? Wie worden dan gezien als gebruikers? Zijn dat de wat meer geschoolde gebruikers of ook leken? En nog belangrijker: hoe vind men die toegangen, toegangen waarvan men in de regel het bestaan niet kent? Daar gaat een hele weg of vertaalslag aan vooraf. Dat laatste werd een aantal jaren geleden wel "de weg van brein naar bron" genoemd, waarmee bedoeld werd de reeks van stappen die gezet moet worden om de (in de regel historische) vraag die iemand heeft, te vertalen naar de (overheids)functie of taak, de archiefvormende instelling die daarvoor ver antwoordelijk was en vervolgens naar het archief en de toegang daarop. Intus sen moet dan ook nog worden vastgesteld waar het archief ligt. Dat is de meest simpele weg. Indien de vraag weinig specifiek is, kan dat er toe leiden dat eerst gekeken moet worden welke instellingen in het verleden iets met de materie te maken hebben gehad. Anders gezegd hoe gemakkelijk is de vraag te herleiden tot een specifieke bron? Kennis van de geschiedenis is belangrijk. Het kan nl. ook zijn dat het archief is opgegaan in dat van andere archiefvormers, met andere woorden ook kennis van de lotgevallen van een archief is belangrijk. Toegankelijkheid staat of valt met een voor mensen begrijpelijke structuur, al dan niet eigen aan de bron zelf of opgelegd. Het vinden van iets in een onoverzichte lijke massa of 'berg' informatie is, hoewel niet onmogelijk, een lastige opgave. Informatiebeheerders proberen dan ook bij hun beschrijving van die informatie een zingevende structuur aan te brengen. Archivarissen zijn generaties lang groot gebracht met ordenen en beschrijven onder de naam van toegankelijk maken en met de ontstaanscontext als uitgangspunt. Het resultaat zijn diverse soorten toe gangen met verschillende niveaus van diepgang. Kern vormen de 'klassieke' inven tarissen en een afgezwakte variant ervan de plaatsingslijsten. Deze beschrijven de bestanddelen van archieven in hun samenhang. De interne structuur of ordening ervan is dan gebaseerd op de bestaande 'oude orde', of als die nauwelijks meer her kenbaar is of indien er meerdere oude ordeningen bestaan, door een ordening die TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS 29 Approach to the Description and Classification of Government Records, geschreven door de Description and Classification of Government Records Working Group van het Information Management Forum in Canada (februari 1999) 2. 30 Zie de Regeling geordende en toegankelijke staat van te bewaren archiefbescheiden, ex artikel 12 van het Archiefbesluit 1995 (Rijksarchiefdienst, 's-Gravenhage 2001). 56 HANS HOFMAN HET EEUWIGE ZOEKEN: TOEGANKELIJKHEID: WETEN, ZOEKEN, VINDEN 31 A.J.M. den Teuling (red.), Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen (versie 26 januari 2001; nog in concept); en Lexicon van Nederlandse archieftermen ('s-Gravenhage 1983; uitgegeven door de Stichting Archiefpub likaties) 57

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 30