Archieven en hun ontsluitingsmogelijkheden De mogelijkheden en de beperkingen van archieven We hebben het advies van Jimerson opgevolgd en in ons onderzoek naar de toe gankelijkheid van archieven eerst gekeken naar de gebruikers. Vanuit dat gezichtspunt bezien is toegankelijkheid niet een absolute kwaliteit gebleken van het betrokken archief: toegankelijkheid is altijd toegankelijkheid voor specifieke modelgebruikers, die specifieke vragen stellen en vooral specifieke onderzoeks- competenties hebben. Maar behalve van de gebruikers is toegankelijkheid ook afhankelijk van de aard van archieven in het algemeen en de eigenaardigheden van het te raadplegen archief in het bijzonder. Dat bepaalt welke informatie archivarissen in hun toegangenapparaat geacht mogen worden te leveren en welke informatie zij kunnen leveren. De mogelijkheden tot de ontsluiting van historische informatie In het algemeen gesproken hebben burgers op het punt van de informatievoorzie ning steeds hogere verwachtingen van overheden en andere professionele infor matieverschaffers. De gevraagde informatie moet niet alleen relevant, betrouwbaar en volledig zijn, maar ook binnen korte tijd worden verschaft. In het licht van de huidige rol van de overheid en van de ontwikkelingen in de ICT zijn die verwachtingen begrijpelijk. Ook op de studiezaal van de archiefdienst is de bezoeker die de archivaris om de snelle verstrekking van hapklare brokken informatie vraagt inmiddels een bekende verschijning. Het is de vraag of hij wel altijd achter het goede loket staat of hij misschien niet iets heel anders wil weten dan hij vraagt (in de praktijk van de informatiedienstverlening een standaardsituatie). Maar afgezien daarvan moet de dienstverlening van archiefdiensten ook aan deze klant worden aange past, wat in de dagelijkse praktijk ook in toenemende mate gebeurt. Het is echter de vraag of archivarissen deze informatieconsumenten als de favoriete modelbezoeker moeten definiëren en ernaar moeten streven om hun hele informatiedienstverlening in snelheid, volledigheid, actualiteit en relevantie te laten concurreren met die van de rijksvoorlichtingsdienst, de WV en de afde ling burgerzaken van de gemeente. Als ze dat wel doen, als ze zich profileren als verstrekkers van die historische informatie waar deze archiefbezoekers (ik vermijd hier de term archiefgebruikers) om vragen, dan wekken ze verwachtin gen die ze alleen voor bepaalde favoriete klanten met favoriete vragen kunnen waarmaken. Wat voor de ene modelklant een vraaggerichte benadering is die zijn informatiebehoeften centraal stelt, is voor de andere een aanbodgerichte benade ring die hem als archiefgebruiker tekort doet. Archiefdiensten moeten proberen ook de informatieconsumenten te bedienen die om hapklare brokken vragen. Dat laat echter onverlet, dat de historische infor matie die archiefdiensten hun klanten in de eerste plaats kunnen en ook moeten verstrekken primair historische meta-informatie is of-in de meeste gevallen- his torische metagegevens, gegevens over historische gegevens. De antwoorden die archiefdiensten hun klanten moeten geven zijn antwoorden op de vraag waar ze de voor hen relevante gegevens kunnen vinden, hoe ze die gegevens kunnen zoeken en in welk kader ze de gevonden gegevens moeten interpreteren. Archivarissen moeten hun klanten zoekfaciliteiten bieden, faciliteiten om relevante archieven en verzamelingen adequaat te raadplegen, faciliteiten om de relevante gegevens en de gegevens waarnaar ze op zoek zijn ook daadwerkelijk te vinden. Archief diensten, regionale historische centra of hoe we ze ook willen noemen moeten inderdaad historische werkplaatsen zijn, geen historische eetcafés. Deze benadering klinkt ook door in het Handvest dienstverlening archieven 2001 van de DIVA. Daarbij heeft onze brancheorganisatie de lat zo hoog mogelijk gelegd. Wat archivarissen volgens het Handvest moeten leveren is namelijk: "een volledig overzicht van en toegangen tot de afzonderlijke archieven en collecties die het mogelijk maken om de gehele inhoud van het archief te raadplegen."21. Van archivarissen wordt dus verwacht dat zij gebruikers toegang geven tot de gehele inhoud van het archief. De mogelijkheden tot ontsluiting van de inhoud van archieven Kunnen archivarissen gebruikers toegang geven tot de gehele inhoud van het archief? Om die vraag te kunnen beantwoorden zouden we eerst moeten vaststel len wat we onder de inhoud van een archief moeten verstaan. In de klassieke, positivistische visie is een archief een geheel van bescheiden met een onverander lijke orde, waarin elk stuk de plaats heeft die door zijn eigen aard wordt bepaald. De bescheiden waar deze afgesloten verzameling uit bestaat zijn wat ze beweren te zijn: onweerlegbare bewijzen van werkelijke transacties, een waarheidsgetrou we afbeelding van de werkelijkheid, een directe neerslag van handelingen van een archiefvormer. De inhoud van een archief is in die benadering het geheel aan stukken waaruit het archief bestaat en waarin een directe en authentieke afbeel ding van een deel van de werkelijkheid is vastgelegd. Deze naïeve afbeeldingstheorie heeft inmiddels veel van zijn overtuigings kracht verloren. Archief wordt door archivarissen (en historici) nauwelijks meer als een spiegel van een voorbije werkelijkheid gezien. Als een archief al een beeld geeft van de werkelijkheid dan geeft het een partijdig en gemanipuleerd beeld. Een archief kan niet meer zijn dan een afbeelding van datgene wat actoren op enig moment van hun kijk op de voor hen relevante werkelijkheid aan hun bazen en hun ondergeschikten, aan hun functionele omgeving hebben willen laten zien, gefilterd door de ogen van degene die het allemaal heeft genotuleerd en gearchiveerd22 en door de achtereenvolgende gebruikers geherinterpreteerd. Van objectiviteit is hier geen sprake, laat staan van volledigheid. Daar komt nog bij, dat archieven ook na overdracht aan een archiefdienst niet statisch zijn, maar dynamisch. Er wordt wat weggegooid, er komt wat bij, het wordt verhuisd, geordend en herordend. En bij elke verandering verandert de betekenis van het archief, bij elke interventie drukt de degene die tussenbeide komt zijn stempel erop, elke toevoeging of vermindering, elke verplaatsing of her ordening is een vorm van herinterpretatie of recontextualisering. De Australische archivaris Frank Upward heeft dit als volgt onder woorden gebracht: "Records are in a constant state of becoming. They are stretched into new shapes and structu res during the filing and aggregating processes that form them, and by disposal and new administrative patterns, which alter their physicality and the control and attention that they receive. Even disposition is cyclical and never final. 31 TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS 21 http://www.divakoepel.nl/handvestsite/hindex.html 30 THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID 22 F.C.J. Ketelaar, Archivalisering en archivering: rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam op Vrijdag 23 oktober 1998, Alphen aan den Rijn 1998.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 17