Van Oldenbarneveldt. Alleen leesbaar voor geoefenden" kunnen als competentie- eisen worden opgevat. Een paar concrete voorbeelden. De Commissie Dekker stelde in mei 1986 in haar rapport over archieven en hoger onderwijs20 vast wat studenten die in het kader van hun studie met vrucht archieven wilden raadplegen, moesten weten en kunnen. Volgens de commissie moesten zij beschikken over een minimum aan algemene kennis en onderzoeksvaardigheden en ook over specifieke kennis en vaardigheden, waaronder enige paleografische basiskennis als zij in zeventiende- eeuwse bronnen wilden grasduinen. Meer recent definieerde het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in zijn 'Checklist ten behoeve van gidsen voor archief onderzoek' zijn doelgroep als "historisch geïnteresseerden die voor het eerst kennis nemen van de mogelijkheden van onderzoek op het gekozen beleidster rein, maar wel beschikken over enige algemene historische voorkennis, laten we zeggen: het niveau van de huidige doctoraal student en hoger."19 Meestal zijn de competenties die gebruikers moeten hebben om een archief met vrucht te raadplegen niet geëxpliciteerd, maar soms zijn ze dan nog wel af te leiden uit de toegankelijkheidsvoorwaarden die bij de ontsluiting van het archief zijn gesteld. Ook in de Regeling geordende en toegankelijke staat kunnen we competentie-eisen herkennen. De Regeling beschouwt als modelgebruiker van overheidsarchief blijkbaar diegene die ongeacht zijn belangstellingsfeer minimaal de archiefstukken kan identificeren die hij moet inzien aan de hand van een onderwerp dat in het stuk is behandeld, hetzij aan de hand van het werkproces uit hoofde waarvan het stuk is ontvangen of opgemaakt, hetzij aan de hand van de afzender, dan wel de datum en het nummer dat door de afzender aan het stuk is gegeven, hetzij aan de hand van het nummer waaronder het stuk bij het ont staan is geregistreerd. Hiermee worden impliciet algemene competenties gefor muleerd voor iedereen die overheidsarchief wil raadplegen. Competentie-eisen kunnen een algemeen karakter hebben (betrekking hebben op de raadpleging van archief in het algemeen) of juist een heel specifiek (toepasselijk zijn op de bevraging van een enkel bestanddeel). Enige vaardigheid in het lezen van het schrift van vóór 1700 is bij de raadpleging van archieven uit die tijd een algemene competentie, terwijl kennis van het Latijn voor de raadple ging van een doctorsbul in een familiearchief een competentie is met een wel heel specifieke relevantie. Competentie-eisen hebben in de eerste plaats betrekking op het archief dat wordt geraadpleegd en pas in tweede instantie op de toegang tot dat archief. Het is een mooi streven om alle inventarissen voor iedereen op minimaal HAVO-niveau begrijpelijk te maken, maar daarmee worden de archieven zelf niet op HAVO-niveau begrijpelijk. Het is een mooi streven om in oude inventa rissen de termen die in het hedendaagse spraakgebruik niet vaak voorkomen in hedendaags Nederlands te vertalen, maar we moeten ons wel realiseren, dat de gebruiker die niet over de nodige competenties beschikt dan niet meer strandt op Latijnse termen in de inventaris, maar op de stukken waarnaar die termen verwijzen. Competentiegerichte ontsluiting In de kennismaatschappij tellen bij de kennisverwerving bijna alleen nog zoek- vaardigheden en de bekwaamheid om gevonden gegevens te waarderen en te interpreteren. In die zin staat het zoekgedrag van de gebruikers van het internet model voor het zoekgedrag van de hedendaagse gebruikers van informatie- en kennissystemen in het algemeen. Voor archivarissen betekent dit, dat ze zich in de archiefontsluiting steeds meer moeten toeleggen op het toevoegen aan hun archiveringssystemen van de kennis en kunde waar die archiefgebruikers gebruik van kunnen maken die die kennis en kunde bij het zoeken tekort komen. Ze moeten archiefgebruikers een onderzoeksomgeving bieden die het hen moge lijk maakt om te zoeken vanuit hun eigen vaardigheidsniveau en om compen satie te vinden voor hun vaardigheidsdeficiënties. Als archivarissen in het kader van een gebruikershandvest aan hun klanten de toegankelijkheid van hun archieven willen garanderen, zullen ze bij elk archief moeten specificeren wie ze bij de ontsluiting als modelgebruiker op het oog hebben gehad en wat diens competentieniveau is. De gelijkstelling van volle dige openbaarheid met volledige toegankelijkheid lijkt misschien wel politiek correct, maar kan op geen enkele manier worden waargemaakt. Als archivarissen de toegankelijkheid van archieven willen vergroten zullen ze bij de raadpleging van archieven en archiefbestanddelen de kloof moeten over bruggen tussen de kennis en vaardigheden die de gebruiker al heeft en de kennis en vaardigheden die hij voor raadpleging van het archief nodig heeft. Archivarissen maken inderdaad gidsen die deze brugfunctie hebben, maar ze moeten daarbij in een papieren omgeving uitgaan van de veronderstelde com petenties van een modelgebruiker. In de huidige omstandigheden waarin die modelgebruikers hun gemeenschappelijke kenmerken verliezen maakt ICT het hen mogelijk om op dit terrein min of meer maatwerk te leveren. De ontwikkelingen in het onderwijs rechtvaardigen enig optimisme op dit punt. Daar wordt de traditionele, industriële en docentgeoriënteerde kennisover dracht aan modelleerlingen vervangen door geïndividualiseerd, competentiege richt onderwijs. Daarin krijgt de leerling de gelegenheid om het vereiste competentieniveau te bereiken door gebruik makend van alle faciliteiten die een digitale leeromgeving kan bieden het leerprobleem op te lossen dat hij zelf heeft gedefinieerd. Doordat deze leeromgeving volgsystemen omvat die de leerling stap voor stap zijn probleem helpen oplossen en daarmee zijn probleemoplossend ver mogen vergroten, kan de docent zich concentreren op de rol van coach. De digitale leeromgeving in het onderwijs zou model kunnen staan voor een digitale onderzoeksomgeving in het archiefwezen. In een dergelijke omgeving kan de aandacht bij de vergroting van de toegankelijkheid van archieven in de eerste plaats worden gericht op de ontwikkeling van intelligente geautomatiseer de kennis- en zoeksystemen die de zoekactiviteiten van gebruikers desgewenst overnemen of ondersteunen, in plaats van de thematische hermodellering van het toegangensysteem. Op de mogelijkheden van zo'n digitale onderzoeksomge ving kom ik hieronder nog uitgebeid terug. TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS Interne publicatie ING, Den Haag 1997. 28 THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID 20 'Eindrapport van de commissie archieven en hoger onderwijs', Nieuws VAN Archieven, mei 1986, 115-132. 29

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 16