vraag beantwoorden met welke middelen ze hun modelgebruikers willen bedie
nen en met welke niet, maar ook welke modelgebruikers ze willen bedienen en
welke niet. Ze moeten keuzes maken uit de beschikbare ontsluitingsmethoden en
de ene gebruiker bevoordelen boven de ander. En omdat de ontsluitingsmogelijk
heden veel sneller toenemen dan de beschikbare personele en financiële midde
len om ze te benutten, zijn die keuzes ingrijpender, moeilijker en willekeuriger
dan vroeger.
Traditionele criteria bij het definiëren van modelgebruikers
De eerste modelgebruiker van een archief is degene voor wie het archief wordt
gevormd: de medewerker van de archiefvormende organisatie die een toeganke
lijk archief nodig heeft om goederen en diensten te kunnen leveren. De structuur
van het archief en de aard van het toegangenapparaat moeten primair in over
eenstemming zijn met zijn informatiebehoeften en de informatiebehoeften van
degenen tegenover wie hij zich moet verantwoorden. Als buitenstaanders aan het
archief vragen willen stellen, moeten ze dat doen langs de routes die voor de
modelgebruiker zijn uitgezet.
Buitenstaanders proberen de rol, de status en de privileges van de eerste model
gebruiker over te nemen zodra deze het archief niet meer nodig heeft en in ieder
geval zodra het archief naar een archiefdienst is overgebracht. Maar het zijn archi
varissen die bepalen wie die bevoorrechte status krijgen. Zij bepalen niet alleen op
welke categorieën gebruikers de archiefontsluiting wordt afgestemd, maar stellen
ook die categorieën vast. Daarbij hanteren ze verschillende benaderingen.
De klassieke en meest gebruikelijke typering is een typering naar interessege
bied. Onderzoekers van de staatkundige geschiedenis worden daarin onderschei
den van onderzoekers van de streekgeschiedenis, de familiegeschiedenis, de wet
en regelgeving, de recht- en doelmatigheid van het overheidshandelen enz.
Een andere benadering is een typering naar de geraadpleegde bronnen. Zo
worden gebruikers van doop-, trouw- en begraafboeken en van registers van de
Burgerlijke Stand onderscheiden van gebruikers van heerlijkheidsarchieven of
van twintigste-eeuwse dossierarchieven en de geïnteresseerden in de Nederlandse
staatsbegrotingen 1798-1914 van degenen die onderzoek willen doen in de
bescheiden met betrekking tot beroepsprocedures bij Gedeputeerde Staten op
grond van publiekrechtelijke wetten 1815-1850.
Gebruikers laten zich ook onderverdelen naar de zoekmethoden die ze hante
ren. Richard Lytle maakte in 1979 het onderscheid tussen Provenance en Content
Indexing methoden van ontsluiten en mat hun effectiviteit.14 Als we deze ontslui
tingsmethoden vertalen in gebruikerstermen, dan kunnen met Maaike Lulofs
onderscheid maken tussen een modelgebruiker met een 'ongeleide' zoekvraag,
die bij voorkeur op zoektermen zoekt, en een modelgebruiker met een 'systema
tische zoekvraag', die liever gestructureerd zoekt.
De archivaris bedenkt niet alleen deze onderscheidingen en typeringen, hij
wekt ze ook tot leven door de modelgebruikers die hij heeft gedefinieerd met speci
fieke typen toegangen te bedienen: de ene met thematische gidsen, de ander met
digitale stambomen en weer anderen met broncommentaren, trefwoordensyste
men of klassieke inventarissen. Wie kenbaar maakt dat hij iets wil weten over
een familie krijgt op de studiezaal bij binnenkomst het etiket genealoog opge
plakt en zal zich vanaf dat moment als een genealoog moeten gedragen. Wil hij
zijn onderzoek kunnen doen dan moet hij naar de genealogenstudiezaal met
toegangen op genealogische bronnen en personeel dat alles weet van genealogie.
In de praktijk lopen de modelgebruikers natuurlijk toch door elkaar en gebruiken
ze ook de faciliteiten die gemaakt waren om te voorzien in de behoeften van
een ander.
Traditionele gebruikerstypologieën doorbroken
Gebruikers kunnen op verschillende manieren worden getypeerd, maar de accen
ten wisselen door de tijd. De modelgebruikers waar het hele klassieke toegangen
apparaat op is afgestemd, worden schaars. Historici willen niet meer met
gerestaureerd archief 'de' geschiedenis reconstrueren. Ze gaan, zoals Piet de Rooy
het eens uitdrukte, "minder vanuit het materiaal, het archief denken, en
meer de nadruk leggen op comparatief werk, lange termijn-processen en
onderzoek dat door scherpe sociaal-wetenschappelijke theorievorming wordt
voorafgegaan."15 Recht- en bewijszoekende burgers hebben meer interesse gekre
gen voor bouwtekeningen dan voor oude zakelijke rechten. Naarmate archief
eerder wordt overdragen doen de archiefvormers er frequenter een beroep op.
Historici hebben gezelschap en concurrentie gekregen van andere professionele
wetenschappers en zijn getalsmatig zelfs volledig overvleugeld door een groeiend
leger van niet-professionele onderzoekers, in het bijzonder regionaal-(amateur)
historici en vooral genealogen. Elk van deze gebruikersgroepen is vanuit een
ander kennisdomein de archieven gaan bestoken met zijn eigen specifieke vra
gen, voor de beantwoording waarvan die archieven helemaal niet zijn gevormd.
De bevragingsroutes die de archiefvormer en in zijn kielzog de klassieke archi
varis voor de oorspronkelijke modelgebruiker hadden gemarkeerd worden door
de nieuwe gebruikers steeds meer als omwegen ervaren.
De onderlinge grenzen tussen gebruikers van historische bronnen met ver
schillende interessesferen en brongebruik zijn in het informatietijdperk poreus
geworden. Traditionele gebruikerstypologieën verliezen hun bruikbaarheid, zoals
eigenlijk alle oude typologieën in de wereld van de kennisverwerving hun bruik
baarheid verliezen. Grenzen tussen thema's, typen bronnen en onderzoeksme
thoden zijn voor de tegenwoordige archiefgebruiker, amateur of professional, die
met zoekmachines het internet af graast en met verenigingen websites in de lucht
houdt, steeds minder relevant of in ieder geval steeds beter passeerbaar. Een
archiefgebruiker kan het ene moment de rol van familiehistoricus aannemen en
het volgende moment de rol van omgevings- of streekhistoricus. Hij kan tijden
tevreden zijn met één archief, maar wil op een ander moment door het hele
bestand browsen. Hij zoekt soms traditioneel vanuit de context naar het evene
ment, maar op een ander moment vanuit het evenement naar de context. Hij
gebruikt de zoektechnieken die hij heeft geleerd in de tweede fase van het voort
gezet onderwijs of in het hoger onderwijs, maar ook in de studiezaal, in de heem
kundekring en in cyberspace. Hij deelt zijn problemen en oplossingen soms met
de archivaris, maar steeds vaker met andere onderzoekers op het internet. Hij
juicht het on line beschikbaar komen van digitale stambomen van harte toe,
25
TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS
14 Richard H. Lytle, 'Intellectual Access to Archives. I. Provenance and Content Indexing Methods of Subject
Retrieval' in: American Archivist 43 (Winterl980) 64-75.
24
THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID
15 Piet de Rooy, 'Sirenezangen uit het archief, De Gids 152 (1989) 53.