Gebruikers en digitalisering Automatisering en digitalisering hebben niet alleen verwachtingen gewekt, ze hebben ook het aanzien van de archiefontsluiting ingrijpend veranderd. Toegangen en gidsen kunnen efficiënter worden vervaardigd en op veel ruimere schaal beschikbaar worden gesteld onder meer door de faciliteiten die het internet biedt. Het gebruik van databases maakt het mogelijk om in een toegang anders dan voorheen veel-op-veel relaties te leggen, wat de bevragings- en inter pretatiemogelijkheden voor de gebruiker aanmerkelijk vergoot. Terwijl de klassie ke papieren toegang de aangebrachte orde in een archief nog onverbiddelijk fixeerde, is het nu in ieder geval theoretisch mogelijk om op basis van archief beschrijvingen behalve de 'oude' fysieke orde een onbeperkt aantal alternatieve, logische ordeningen te genereren. Overzichten, toegangen en gidsen die in het verleden als afzonderlijke instrumenten moesten worden aangeboden, kunnen nu worden geïntegreerd in informatiesystemen met handige gebruikersinter faces. Digitale archieven en gegevensregistraties zijn aanleiding tot de ontwik keling van nieuwe zoekstrategieën en veranderen een custodiale in een post- custodiale beheers- en zoekcultuur. Gebruikers beschikken over PC's waarmee ze het internet kunnen afgrazen en gaan veelal gezamenlijk hun eigen zoekin strumenten ontwikkelen en gebruiken. 'Persoonsgebonden informatie': het archief ontsloten voor één type gebruiker Digitalisering heeft directe consequenties voor het toegangenapparaat, maar beïnvloedt de ontsluiting ook op een indirecte manier. Digitalisering heeft een informatiemaatschappij gecreëerd waarin klanten centraal staan die maatwerk willen en een vlotte bediening. Archivarissen kunnen niet bij al hun klanten in dezelfde mate aan die verlangens tegemoet komen en zijn daarom geneigd te kiezen voor de klant die de grootste omzet genereert: de archiefgebruiker die op zoek is naar informatie over zijn voorouders en zijn woonomgeving. Er gaan zelfs stemmen op om de bestaande toegangen en in het bijzonder natuurlijk de inven taris te vervangen door een toegangenapparaat dat primair op deze geprivilegieer de klant is afgestemd. In een interview in het Archievenblad van maart 19998 betoogde Max Beekhuis, dat de klassieke inventaris was uitgevonden om het depot te beheren: "er is nooit een ontsluiting gemaakt voor de klant om onderzoek te doen. Voor de meeste onderzoekers is een inventaris dan ook niet te begrijpen. De bezoeker wordt ermee opgescheept, hij moet te proberen het te doorgronden en maar zien te achterhalen waar hij de informatie moet zoeken. Als je een dienstverlenend bedrijf wilt zijn, moet je beginnen een alternatief te formuleren en niet de klant dwingen jouw depotsystematiek te snappen." Dat alternatief moest volgens Beekhuis in eerste instantie worden gezocht in thematische gidsen als de POP- gids9, waarmee de grootste groep klanten wordt bediend, de klanten die op zoek zijn naar persoonsgebonden informatie, en die naast en op basis van klassieke toe gangen worden bewerkt. Maar voor de toekomst achtte hij het niet ondenkbaar dat de traditionele inventarissen zelfs geheel zouden kunnen worden vervangen door toegangen die zich aan oorspronkelijke ordes niets gelegen lieten liggen, maar waren toegesneden op de thematische vraag van klanten en dan bij voor keur voor klanten die maatwerkontsluiting voor archiefdiensten ook bedrijfs economisch gezien aantrekkelijk maakten. Met de Regeling geordende en toegankelijke staat was Beekhuis dan ook niet erg tevreden. "Ik moet daar eerlijk in zijn: de wet klopt niet. Wat is toegankelijk? Hoe definieer je toegankelijkheid? De administratie heeft een bepaalde behoefte aan toegankelijkheid en die toe gankelijkheid wringt altijd met die van de klanten van een archiefdienst. Draai het radicaal om. De administratie heeft een belang, wij als archiefdienst hebben een heel ander belang. Prima, dan kiezen we voor een heel andere methode." In het Archievenblad van maart 2001richtte Jan Sanders zijn pijlen op de zoekstrategie die door de klassieke inventaris werd voorgeschreven. Hij stelde vast, dat de overgrote meerderheid van de studiezaalbezoekers, zowel amateurs als professionals, niet met de traditionele toegangen overweg kon, ondanks aanwij zingen, richtlijnen en cursussen. Hij was bang dat het akelig stil zou worden in de archieven als archivarissen hun toegangen niet zouden aanpassen aan de eisen van de huidige onderzoeker. In toegangen zou niet het archief, de archiefvormer of de structuur van het archief centraal moeten staan. "Deze zijn van belang voor het begrip en de interpretatie van het stuk, iets wat we graag overlaten aan de onderzoeker. Met deze contextuele gegevens kan hij zijn werk doen, maar we kunnen niet van hem verwachten dat hij deze gegevens ook hanteert om zijn stukken te vinden." Digitale toegangen zouden de gebruiker direct moeten leiden naar het specifieke stuk dat de gebruiker zoekt. Pas in tweede instantie zou hij de mogelijkheden aangereikt moeten krijgen om het gevonden stuk vanuit zijn context te interpreteren. Zo zou de klassieke zoekmethode waarin van bovenaf, vanuit de archiefvormers gezocht wordt worden vervangen door een platte, koker- vormige zoekwijze. Als een voorbeeld van deze aanpak presenteerde hij DIANA (Digitaal Apparaat Noord-Brabantse Archieven), een eenvoudig zoekprogramma, waarmee de beschrijving van een bekend inventarisnummer in een archief kan worden gevonden en dat vooral gebruikt wordt om door de beschrijvingen van alle archieven van alle archiefvormers heen te zoeken.10 Een klantvriendelijk alternatief: een eigen zoekstrategie voor elke gebruiker Behalve archivarissen die de klassieke methoden rigoureus afwijzen, zijn er ook die de mogelijkheden die de klassieke inventaris biedt juist met andere methoden willen uitbreiden. In een reactie op het interview met Beekhuis onderschreef Maarten van Driel diens opvatting, dat archivarissen hun (potentiële) gebrui kers een toegankelijkheid moesten bieden die past bij wat die gebruikers vragen en hoe ze het vragen. "Hoe beter deze onderzoeksmiddelen aansluiten bij de wensen van het publiek, des te meer archiefgebruik krijgen we des te gemak kelijker kunnen we, met minimale inzet van middelen, vragen beantwoorden." Tegen thematische ontsluiting als zodanig verzette hij zich niet. Maar hij vond de aanpak van het ARA niet de juiste. Je moest archiefstukken niet vanuit één vraagstelling en op één thema ontsluiten. Archiefstukken hebben wat hun infor matie-inhoud betreft vaak de eigenschap veelduidig te zijn, veel gefacetteerd. "Alles doorvlooien om één facet te belichten beantwoordt daaraan niet. TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS 8 Charles Jeurgens en Agnes Jonker, 'Het ARA is niet van de 19e eeuw', in: Archievenblad jg. 103 nr. 2 (maart 1999) 10-13. 9 Jan H. Kompagnie (eindred.) POP-gids. Personen Op Papier. Overzicht van archief en bibliotheekbestanden met gegevens over persoons- en beroepsgroepen in het Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage 1997. 20 THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID 10 Jan Sanders, 'Naar een toegang zonder drempel: met Diana op jacht 'in Archievenblad jg. 105, nr. 2, mrt. 2001, pp. 20-21. 21

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 12