Australië Zoals blijkt uit het artikel van Chris Hurley elders in dit jaarboek, verwerpen Australische archivarissen niet alleen de Noord-Amerikaanse record group als hoogste niveau van ordening en beschrijving, maar zien ze ook af van het Europese archiefbegrip, althans als waarneembaar ordeningsniveau. Al in de jaren '60 van de vorige eeuw stuitten ze op ordeningsproblemen die voortvloei den uit de voortdurende veranderingen in de administratie en waarvoor de archi- vistische notie van archief geen werkbare oplossing bood - althans niet als uitgangspunt voor het fysiek bijeen houden of brengen van archiefbestanddelen die van de ene administratie naar de andere zijn gegaan. Peter Scott, die de archi- vistische gevolgen van administratieve wijzigingen analyseerde, kwam tot de con clusie, dat functies in de regel veel stabieler zijn dan organisatiestructuren en dat de serie als documentaire neerslag van de functie zo een werkbaar uitgangspunt voor ordening en beschrijving vormde. Het Australische systeem komt neer op het afzonderlijk beschrijven van series (archivistische structuur) en organisaties (administratieve structuur) en het leggen van relaties tussen beide reeksen be schrijvingen. Hurley trekt de lijn door en ziet het archief als een logische verza meling van relaties tussen een organisatorische entiteit ('archiefvormer') en de archiefdocumenten die deze vormde en gebruikte. Deze redeneertrant conse quent doortrekkend is ook de serie een archivistisch construct dat evenmin geschikt is om als fysiek anker te fungeren. Elk archivistisch niveau van ordening zou gezien moeten worden als een logische verzameling relaties en heeft geen betekenis als fysieke ordeningsmethode. Dossier, serie of archief bestaan alleen door de afzonderlijke documenten; elk niveau hoger dan het document (record) is een archivistisch construct en hoe hoger het niveau, hoe minder betekenis de fysieke ordening heeft. Conclusies Hoe zuiver bovenstaande redenering ook moge zijn, voor het beschrijven van afgesloten archieven is ze niet goed te implementeren. Alleen al vanwege de omvang van de documentaire erfenissen is het onmogelijk per document te beschrijven. Er is in vrijwel alle gevallen sprake van een mate van aggregatie, of dat nu een archief is of een serie. De Australische methode geeft echter wel uitzicht op een betere structuur door de duidelijke conceptuele scheiding van archiefvormer en gevormde aggregaten. Die scheiding zit ook al, zoals we eerder zagen, in Archeion, maar dat systeem heeft onvoldoende functionaliteit zowel voor het in kaart brengen van administratieve structuren als voor het beschrijven van archiefstructuren. Voor beide aspecten zijn wel goede voorbeelden voorhan den; het is nu zaak het beste van verschillende methoden te combineren. Standaardisatie Alle redacteuren van archievenoverzichten klaagden openlijk of verborgen over de moeizame arbeid die nodig was om de aangeleverde beschrijvingen in een zelfde jasje te gieten. Standaardisatie van beschrijvingen van bestanddelen in inventarissen is in Nederland redelijk gelukt, maar op het niveau van archieven is dat nauwelijks van de grond gekomen. De onderzoeker die nu de verschillende lokale archievenoverzichten via het Internet raadpleegt, ziet zich met duizend bloeiende bloemen geconfronteerd, al blijkt bij nadere beschouwing meer een heid dan op het eerste gezicht lijkt. De veertien delen hebben ook wat dat betreft wel gewerkt. Ondertussen heeft de internationale archiefgemeenschap standaards voor het beschrijven geproduceerd: de International Standards for Archival Description en de International Standards for Archival Authority Control. Eerstgenoemde standaards betreffen het beschrijven van archiefbestanddelen (op elk niveau van aggregatie), de tweede het beschrijven van archiefvormers. Beide standaards tonen duidelijk Angelsaksische invloeden, maar blijken evengoed in Europa te werken. Verschillende landen hebben vertalingen gemaakt en zijn bezig met de implementatie in systemen.31 Toepassing van ISAD betekent in de eerste plaats de keuze van de beschrijvingselementen; niet alle 26 elementen zijn immers 'verplicht'. De samenstellers van de standaard beschouwen slechts 6 velden als essentieel: referentienummer, naam, naam van de archiefvormer (of een link naar de beschrijving van de archiefvormer), data (periode), omvang en niveau van beschrijving of ordening. Dat laatste is voor een archievenoverzicht al impli ciet gegeven, in sommige overzichten ook expliciet in de titelbeschrijving. Bijlage 1 geeft in tabelvorm een overzicht van de elementen van ISAD en verge lijkt deze met het eerder genoemde format van de projectgroep Geautomatiseerd archievenoverzicht van de VAN. De dekking is weliswaar niet volledig (in ISAD ontbreekt een classificatiecode) en sommige elementen hebben in beide formats een verschillende strekking, maar de overeenkomsten zijn groot genoeg. De 'ver plichte' velden komen in elk geval ook in het format van de projectgroep voor. De standaards voor archiefvormers zijn nog niet formeel vastgesteld; de komende jaren consulteert de Committee on Descriptive Standards van de International Council on Archives het internationale veld. Als we voorbijgaan aan het formele authority record, bestaat de inhoudelijke beschrijving van de archiefvormer uit de volgende elementen: Beschrijving van archiefvormers volgens ISAAR (CPF) - - - ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK 31 Een goed voorbeeld van een geautomatiseerd systeem dat zich conformeert aan ISAD en ISAAR is het Zweedse ARKIS-2. Overigens is ook ABS-Archeion aangepast aan ISAD. 242 PETER HORSMAN NAAR EEN NATIONAAL ARCHIEVENOVERZICHT Nummer Naam C p F 1 Legal Number(s) X 2 Names X X X 3 Date(s) and place(s) of existence X X X 4 Business location Places and/or geographical area of residence X X X 5 Legal status nationality X X X 6 Mandate, functions and sphere of activity occupation X X X 7 Administrative structure family tree X X 8 Relationships X X X 9 Other significant information X X X C Corporate bodies P Persons F Families 243

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 123