maar, zo schrijft eerstgenoemde niet zonder bitterheid, 'sindsdien [was] de zaak weer jaren blijven liggen, omdat men het er niet over eens was, wat wèl en wat niet behoorde te worden opgenomen.' De vraag was vooral of -wat voor het over zicht van lokale archieven wel zou gebeuren- van elk der archieven (Graswinckel gebruikt daarvoor de term 'fondsen') de belangrijkste series moesten worden ver meld; een standpunt dat hem aanvechtbaar leek. Uiteindelijk zou hij het samen stellen van het overzicht en het uniformeren van de toegezonden beschrijvingen dan ook zelf als 'ambtswerk' ter hand nemen, met het risico van onenigheid met zijn collega's.12 Het overzicht is per bewaarplaats ingedeeld. Van elke bewaarplaats zijn niet alleen adres, telefoonnummer en (opnieuw) gironummer vermeld, maar wordt ook een beschrijving gegeven van geschiedenis en ontwikkeling van het bestand. Graswinckel heeft de beschrijvingen zoveel mogelijk gestandaardiseerd: naam van het archief, periode, toegang(en), toelichting. Zeker van de meer omvang rijke archieven uit het ancien régime geven deze 'kopnoten' informatie over inhoud en structuur.13 Wanneer er een gedrukte inventaris bestaat, is de toelich ting beknopter (en in een kleiner lettertype gedrukt) dan wanneer het archief zo'n toegang moet ontberen. Twintig jaar later verschijnt er opnieuw een archievenoverzicht van de gezamen lijke rijksarchieven, met de Noord-Brabantse rijksarchivaris Pirenne als eindre dacteur.14 Ook dit overzicht is primair per bewaarplaats ingedeeld. De formele gegevens omvatten nu ook de openingstijden, nog steeds het gironummer, en een summiere beschrijving van bibliotheek en -indien aanwezig- historisch-topogra- fische atlas en zegelverzameling. Opnieuw gaat een historisch overzicht van de bewaarplaats aan het eigenlijke overzicht van de inhoud vooraf. Het format van de beschrijvingen van de archieven is iets uitgebreid ten opzichte van vorige over zichten. Nu wordt ook de omvang van het archief vermeld. De 'kopnoten' bleven gehandhaafd, maar zijn, evenals het historisch overzicht, herschreven. Het laatste gemeenschappelijke archievenoverzicht is de eerder vermelde veer- tiendelige serie. Voor de eerste maal zijn nu niet alleen de bewaarplaatsen van rijk, gemeenten en waterschappen samengebracht, maar ook de archieven van gemeenten zonder gemeentearchivaris. Elk deel omvat een provincie. Afzonderlijke delen zijn er voor het Algemeen Rijksarchief en het gemeentear chief Amsterdam. Het rijksarchief in Zuid-Holland is dubbel opgenomen: zowel in het provinciale overzicht als in het overzicht van het Algemeen Rijksarchief. Het veertiende deel omvat de archieven en verzamelingen die zich in andere dan publieke bewaarplaatsen bevinden. De indeling van de onderscheiden delen is niet in alle gevallen dezelfde. Afhankelijk van de structuur van het provinciale archiefwezen of de kracht van argumenten waarmee de provinciale redactie de eindredacteur wist te overtuigen, zijn er verschillen waar te nemen. Dat geldt soms ook voor de beschrijvingen: het Noord-Brabants overzicht schrijft consequent 'archief van...', waar andere over zichten alleen de naam van de archiefvormer vermelden.15 Elk deel begint met een inleiding waarin de karakteristieken van de betreffende administratieve geschiedenis en de daaruit voortvloeiende archiefvorming zijn beschreven. De historische overzichten per bewaarplaats ontbreken nu (alleen al de grenzen aan de omvang van de delen zou opname onmogelijk maken), evenals de gironummers. Wel worden consequent openingstijden en beschikbare facili teiten vermeld. De toelichtingen op de archieven zijn veel beknopter dan in de voorgaande over zichten van het rijk en in hoofdzaak beperkt tot een korte opsomming van deel- archieven. Waar bij Pirenne de beschrijving van het Utrechtse bisschoppelijk archief bijvoorbeeld nog een hele bladzijde bestrijkt, hebben Beets, Leeuwenberg en Riphaagen de beschrijving teruggebracht tot amper 9 regels.16 Ondanks de onderlinge verschillen toont de serie wel degelijk aan dat uniformering en stan daardisatie op nationaal niveau bereikbaar zijn; dat het in de jaren tachtig nog niet helemaal lukte, is te herleiden tot onwennigheid en gebrek aan theorie en praktijk van het beschrijven op het niveau van archieven. Een archievenoverzicht veroudert snel. Archiefdiensten verwerven nieuwe archie ven of aanvullingen op archieven die reeds in beheer zijn, ze maken nieuwe toe gangen, er verschijnt nieuwe relevante literatuur, adressen, telefoonnummers, openingstijden en faciliteiten veranderen. Op het moment van verschijnen was elk deel uit de serie reeds verouderd. Al tijdens het verschijnen werd het duidelijk dat onderhoud van de serie een andere aanpak behoefde en dat automatisering daar voor een bruikbaar instrument zou kunnen zijn. De Stuurgroep Automatisering van de VAN stelde op 24 januari 1983 een projectgroep in die als taak meekreeg 'het doen van voorstellen tot automatisering van het titelbestand en de indices van de delen in de serie "Archievenoverzichten", uitgebreid met beheersgegevens voor archiefdiensten die zulks op prijs stellen'.17 De projectgroep onderzocht de moge lijkheid de database onder te brengen bij een host-organisatie, waarvoor ze onder andere onderhandelingen aanknoopte met het Universitair Computer Centrum Nijmegen en PICA. Beide instellingen brachten offerte uit, maar noch project groep noch stuurgroep beschikten over mandaat en budget om verder te gaan. De Rijksarchiefdienst, die het grootste deel van de exploitatiekosten zou moeten dragen, was inmiddels een andere weg ingeslagen. Een kleine werkgroep, waarin ook een vertegenwoordiger van het ministerie van Binnenlandse Zaken en van een gemeentearchief zitting hadden, was begonnen met ideevorming over een archiefbeheersysteem, onder de ironisch bedoelde werktitel GAOS (Geautoma tiseerd Archieven Overzicht Systeem), waaruit later Archeion geboren zou wor den.18 Het concept voor GAOS was het omgekeerde van wat de VAN-projectgroep ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK 12 De rijksarchieven in Nederland. Overzicht van de inhoud van de Rijksarchiefbewaarplaatsen, 's-Gravenhage 1953. 13 Deze kopnoten, die de auteurs van de Handleiding ook aanbevalen voor series, zijn te vergelijken met de scope and contents note van ISAD(G). 14 L.P.L Pirenne (eindredactie), m.m.v. P.van Iterson en P.G.J.M.Wagenaar, De Rijksarchieven in Nederland, 's-Gravenhage 1973. 2 dln. 15 Volgens de overlevering wist de Brabantse redactie haar zin door te drijven omdat ze over voldoende eigen financiële middelen beschikte om het deel uit te geven. 236 PETER HORSMAN NAAR EEN NATIONAAL ARCHIEVENOVERZICHT 16 A.N.Beets, H.L.Ph.Leeuwenberg en J.G.Riphaagen (red), De archieven in Utrecht. Alphen aan den Rijn 1985. 17 'Geautomatiseerd archievenoverzicht. Eindrapport van de projectgroep (samenvatting)', Nederlands Archievenblad 89 (1985) 227-236. De commissie bestond uit W.Veerman (voorzitter), V.van den Bergh (secretaris), J.J.A.Buylinckx, M.van Driel, J.C.Riemens (gedeeltelijk) en C.J.van Soest. 18 Leden waren: J.Hofman, Jacq Meesters, J.van der Ploeg en P.J.Horsman. 237

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 120