moest een natuurlijke classificatie worden toegepast: de ordening van de archief bestanddelen moest in overeenstemming worden gebracht met de inrichting van de organisatie van de archiefvormer, die in de inleiding op de inventaris uitvoerig kon worden toegelicht.5 Pas als een archief op deze manier formeel was ont sloten, kon met de gewenste inhoudelijke ontsluiting van de bestanddelen worden begonnen. Gebruikersvriendelijkheid aan de bron De aanpak van de Handleiding moest voorkomen dat de authenticiteit van het archief werd aangetast, maar ook dat bepaalde gebruikers door een thematische ordening werden bevoordeeld boven andere.6 Hij was niet alleen een uitdrukking van een professionelere kijk op archieven, maar zeker ook van een professionele re kijk op de archiefgebruiker. Hij bracht niet alleen een methodische verbetering van het archiefonderzoek, maar legde ook de basis voor een verdere democratise ring ervan. Door een gestandaardiseerde ontsluitingsmethode, een representatie standaard en een geprivilegieerde zoekstrategie kon iedere onderzoeker nu langs dezelfde weg bij het gezochte materiaal komen en vervolgens zelf beslissen in welke mate hij dat materiaal in zijn context wilde analyseren. Dat een tot dan toe geprivilegieerde gebruiker als Blok dit slecht kon waarderen doet aan dit positieve effect van de nieuwe methode niets af. Maar al was de nieuwe methode de beste van alle denkbare, voor veel gebrui kers was hij toch niet ideaal. Een belangrijke oorzaak hiervan was, dat archivaris sen hun handen vol hadden aan de formele ontsluiting van archieven en aan verdere inhoudelijke ontsluiting nauwelijks toekwamen, zeker niet toen het aantal overgedragen archieven sterk ging toenemen. Bovendien kregen ze steeds meer moeite om hun beginselen consequent toe te passen. De toegankelijkheid van archief werd in toenemende mate bepaald door maatregelen die in de dyna mische fase werden genomen en die uiteraard op de behoeften van de adminis tratie zelf en niet van latere gebruikers waren afgestemd. Kostbare en deels vruchteloze inspanningen om overgedragen dossierarchieven door herinventari satie voor de historicus-gebruiker toegankelijker te maken, werden pas in de jaren tachtig van de twintigste eeuw definitief opgegeven. De gebruiker moest zich erbij neerleggen dat veel bleef zoals het was: als hij in deze archieven de weg wilde vinden, dan moest hij enig inzicht verwerven op de werkprocessen en de admini stratieve gewoontes van de archiefvormer. Wat dat in de praktijk betekende en nog betekent kunnen we afleiden uit de achtereenvolgende regelingen die het Rijk in de negentiende en twintigste eeuw uitvaardigde om zijn groeiende administratie in goede en geordende staat te houden. Het meest recente voorbeeld is de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden.7 De voorschriften die in deze regeling zijn opgenomen moeten de gebruikers van overheidsarchief in de gelegenheid stellen de voor hen relevante stukken terug te kunnen vinden "aan de hand van een onderwerp dat in het stuk is behandeld, hetzij aan de hand van het werkproces uit hoofde waarvan het stuk is ontvangen of opgemaakt, hetzij aan de hand van de afzender, dan wel de datum en het nummer dat door de afzender aan het stuk is gegeven, hetzij aan de hand van het nummer waaronder het stuk bij het ontstaan is geregi streerd." De regeling maakt evenals de voorafgaande regelingen de mate van succes bij het zoeken dus afhankelijk van de vaardigheid van de gebruiker om die documenten te bevragen vanuit de processen die aanleiding zijn geweest voor hun ontstaan. De introductie van digitaal archief beslechtte de strijd om de controle over de primaire toegankelijkheid van archieven definitief in het voordeel van de archief vormer. De toegankelijkheid van digitaal archief wordt bepaald door voorgepro grammeerde regels die automatisch door het archiveringssysteem worden toegepast. Als het digitale archief geschikt moet zijn om later ook door andere gebruikers effectief te worden bevraagd, dan moet daarmee al bij het ontwerp van het archiveringssysteem rekening worden gehouden. Omdat de archiefvor mer geen direct belang heeft bij toegankelijkheid van zijn archief op de langere termijn en voor andere gebruikersgroepen, moet zo'n meer toekomstgerichte ontsluiting alleen door formele voorschriften worden gegarandeerd. Bevordering van de gebruikersvriendelijkheid met archiefgidsen Archivarissen kunnen archief dat door de archiefvormer in toegankelijke staat is gebracht door aanvullende werkzaamheden ook toegankelijk maken voor latere gebruikers die aan het oorspronkelijke ontsluitingsinstrumentarium niet genoeg hebben. Behalve met toegangen en nadere toegangen (inventarissen, plaatsingslijsten, indices) kunnen archieven worden ontsloten met archiefgidsen over bepaalde bronnen, thema's of zoekmethoden. Dergelijke gidsen maken archiefgebruikers met een specifieke onderzoeksvraag duidelijk welke route ze moeten volgen om vanuit die vraag bij het relevante archiefmateriaal te komen of hoe ze in bepaalde bronnen antwoorden kunnen vinden op welke vragen. Ze vormen voor de archiefgebruikers een belangrijke aanvulling op de formele toegangen, omdat ze hem in staat stellen met behulp van inventarissen de stukken op te vragen die hij nodig heeft en hem de contextinformatie verschaft die hij nodig heeft om die stukken te interpreteren. Sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw hebben de Nederlandse archiva rissen het accent bij de archiefontsluiting geleidelijk aan van toegangen naar gidsen verlegd. Vooral de laatste jaren is een grote hoeveelheid archiefgidsen geproduceerd met een indrukwekkende variëteit: thematische gidsen, algemene onderzoeksgidsen, onderzoeksgidsen voor specifieke bronnen, broncommenta ren enzovoort. Maar ook deze ontwikkeling kan nauwelijks gelijke tred houden met de gebruikersbehoeften, die alsmaar toenemen en alsmaar gevarieerder lijken te worden. Bovendien hebben automatisering en digitalisering bij de gebruikers verwachtingen gewekt die de beschikbare fysieke en financiële midde len verre te boven gaan. TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS 5 T.H.P.M. Thomassen, 'Van evenement naar structuur: ordenen en beschrijven in de eeuw voor de Handleiding', in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen, Tekst en context van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum, 1998) LVIII-LXII en LXXI-LXXII. 6 Deze opvatting vinden we al eerder bij Van Riemsdijk, bv. in zijn verslag over 1877, in VROA 1865-1877, 148-149; zie ook: Peter Horsman, 'Taming the Elephant: An Orthodox Approach to the Principle of 18 THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID Provenance', Kerstin Abukhanfusa and Jan Sydbeck (ed), The Principle of Provenance. Report from the First Stockholm Conference on Archival Theory 1993, (Stockholm, 1994) 54, 56. 7 Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden. Rijksarchiefdienst, 's-Gravenhage 2001; http://www.archief.nl/regelingen. 19

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 11