bestaande toegangensystemen is daarom riskant (want een kwestie van interpre teren) en minder effectief dan wanneer men ze vooraf als ontsluitingstermen zou hebben gedefinieerd. De duidelijkste voorbeelden hiervan in het onderzoek waren de functionele toegangen die achteraf door archivarissen zijn gemaakt op niet-functioneel geordende archieven. Op de institutionele gids die men in Den Haag heeft gemaakt is nauwelijks iets aan te merken, maar het is en blijft een gids, die geen directe toegang geeft tot de archiefbestanddelen. De PIVOT-toegan- gen op de archieven van Landinrichting maken die archieven aanzienlijk toegan kelijker, maar als men zich bij de dossiervorming niets aan een indeling naar handelingen gelegen heeft laten liggen, dan maken ze de desbetreffende dossiers niet beter vindbaar. In beide gevallen is de toegankelijkheid vooral verbeterd doordat de nieuwe toegangen een compleet andere benadering hebben dan de bestaande. Het oorspronkelijke materiaal en de oorspronkelijke toegangen laten een uitbreiding van de toegankelijkheid vanuit hetzelfde concept niet toe. Als het toevoegen van contextuele ontsluitingstermen achteraf zo riskant en lastig is, moet de toegankelijkheid ook voor de latere gebruiker bij voorkeur worden gerealiseerd op het moment waarop het archief wordt gevormd. Als bij de archiefvorming een rijk scala aan contextelementen als metadata aan de archief documenten wordt toegevoegd, hebben latere gebruikers minder problemen bij de raadpleging. In wezen is dat de boodschap van Hofman en is dat ook de belangrijkste functie van zijn ontwerpmodel. Het is de meest efficiënte en de meest effectieve benadering. Dat geldt zeker voor digitaal archief, waar een derge lijke benadering ook het hardste nodig is. Het digitale tekeningenarchief van het IbDH kan in de praktijk alleen zinvol worden geraadpleegd door de medewerkers van het bureau, omdat de manier waarop men de digitale tekeningen kan bevra gen geheel is afgestemd op hun actuele behoeften en hun specifieke kennis. Anderzijds lijkt het toevoegen van alle contextelementen van Hofman aan elk document ook geen reële optie. Zo'n archiveringsroutine, die de tweede gebrui ker belangrijker in feite belangrijker maakt dan de eerste, kost de archiefvormer eenvoudig teveel tijd en teveel geld, ook als het om digitaal archief gaat. Als dit onderzoek iets heeft duidelijk gemaakt is het wel dat volledige ontslui ting voor archieven geen haalbare kaart is en uniforme ontsluiting evenmin. De technische, financiële en intellectuele mogelijkheden zijn beperkt. Ontsluiten is een kwestie van keuzes maken. Dat is een zeer delicate aangelegen heid. De gebruiker stuurt de toegang maar de toegang stuurt ook het gebruik. Dat moet de archivaris extra terughoudend maken in het bewerken van nieuwe toegangen, zeker van toegangen die de oude niet aanvullen of insluiten, maar beogen te vervangen. Ontsluiten is keuzes maken, maar de keuzevrijheid voor archivarissen is gering. Altijd moeten de raadpleegbehoeften van de klant cen traal staan, maar die raadpleegbehoeften veranderen en de klant zelf ook. Een archief dat voor de eerste gebruikers optimaal toegankelijk is, kan voor latere gebruikers ontoegankelijk zijn. Een ontsluitingsmethode die geschikt is voor het ene archief, kan op een ander archief beter niet worden toegepast. Standaardisering van ontsluitingstermen zal zich waarschijnlijk moeten beper ken tot die paar contexttermen die we in elke toegang zijn tegengekomen, waar onder archiefvormer of actor wel de belangrijkste is. In het Archievenblad van maart 2001 schreef Jan Sanders: 'Niet het archief, de archiefvormer of de structuur van het archief staan centraal. Deze zijn van belang voor het begrip en de interpretatie van het stuk, iets wat we graag overla ten aan de onderzoeker. Met deze contextuele gegevens kan hij zijn werk doen, maar we kunnen niet van hem verwachten dat hij deze gegevens ook hanteert om zijn stukken te vinden.'15 Of we het van de onderzoeker mogen verwachten durven we niet te zeggen, maar de resultaten van ons onderzoek geven ons toch aanleiding om hem in ieder geval de gelegenheid te geven om contextgegevens te gebruiken om zijn stukken te vinden. ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK 228 THEO THOMASSEN EA. ARCH IE F O NTS LU IT ING VANUIT DE CONTEXT 15 Jan Sanders, "Naar een toegang zonder drempels", NAB 105 nr.2 (mrt. 2001) 20. 229

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 116