contextgegevens worden gebruikt als metadata ten behoeve van bevraging voor een deel overgelaten aan het oordeel van degene die het betrokken document opmaakt of ontvangt. In een digitale omgeving kan men de toevoeging van de voor de toegankelijkheid vereiste contextelementen niet aan de vrije keuze van de correspondenten overlaten. Contextelementen waarvan vooraf is vastgesteld dat ze relevant zijn voor de ontsluiting moeten daar expliciet worden geïdentificeerd, benoemd en volgens een standaardprocedure worden gekoppeld aan de archief documenten, omdat computers alleen met lineaire, gestandaardiseerde procedu res kunnen werken en de contextgegevens niet meer fysiek aan het document zelf zijn gehecht.13 Het evenwichtig gebruik van contexttermen in de verschillende elementen van het toegangensysteem In een klassieke, papieren omgeving wordt een archief doorgaans niet door één toegang ontsloten, maar door een heel toegangensysteem. Elk van de toegangen waaruit zo'n systeem bestaat zal een aantal contextelementen bevatten die als ontsluitingstermen worden gebruikt. De aanname vooraf was dat de contextele menten in die verschillende toegangen evenwichtig op elkaar zijn afgestemd. Het onderzoek wees uit dat die afstemming in de praktijk niet al te veel om het lijf heeft. De vier toegangen op het archief van de Staten van Utrecht 1581- 1795 (twee archievenoverzichten, een inventaris en een index) vormen met ABS/Archeion wel een coherent systeem, maar in dat systeem overlappen ze elkaar meer dan dat ze elkaar aanvullen. Met name geldt dit voor de beide archie venoverzichten en ABS/Archeion; de gegevens uit de ene toegang zijn overgeno men in de andere. Dit systeem is een afbeelding van de min of meer voorgeschreven zoekstrategie, die de onderzoeker leidt van het algemene naar het bijzondere. De toegangensystemen van de archieven van het beleidsterrein Landinrich ting en het Haagse gemeentebestuur zijn niet coherent omdat in verschillende toegangen verschillende benaderingen zijn gehanteerd. Het onderzoek bevestigde een eerder geuite constatering, dat de functiege richte PIVOT-benadering niet helemaal aansluit op de documentgerichte naoor logse overheidsregistratuur. Een contextelement van PIVOT dat gemakkelijk in het oude systeem kan worden geïntegreerd is mandaat. In feite worden hiermee contextgegevens die voordien impliciet bleven (verwijzingen naar wetgeving en andere rechtsbronnen) expliciet gemaakt. Minder gemakkelijk inpasbaar is het contextelement handeling, de centrale entiteit die in een RIO of BSD wordt beschreven. Een benadering vanuit handelingen sluit namelijk niet zo goed aan bij de klassieke benadering vanuit de documentaire context in een formele orga nisatie. Bij LNV wordt gewerkt met dossiers (als neerslag van een werkproces) binnen organisatieonderdelen. Op LNV wil men daarom graag organisatiespecifieke selectielijsten vaststellen en om dat te kunnen doen heeft men een instrument nodig dat de vertaling maakt van de formele actor naar het (actuele) organisatie onderdeel. Ook het systeem van toegangen op de archieven van het Haagse Gemeentebestuur is niet helemaal coherent door de uiteenlopende benaderingen die in de toegangen zijn gehanteerd. De gegevens die zijn vastgelegd in het insti tutionele overzicht De Gemeente Georganiseerd, zijn door degenen die deze archie ven raadplegen niet direct te koppelen aan de ontsluitingstermen die in de klassieke toegangen zijn gebruikt: het overzicht heeft een functionele benadering en de andere toegangen zijn documentgericht. Die constatering is niet per se negatief: binnen het bestaande toegangensysteem repareert de benadering van De Gemeente Georganiseerd de gebreken die inherent zijn aan de bestaande klas sieke toegangen. Het is echter geen onafhankelijke toegang: je wordt altijd nog doorverwezen naar het archievenoverzicht, om er achter te komen of er archief bewaard is gebleven en zo ja, hoe je dat aan kan vragen. Het toegangensysteem van het tekeningenarchief van het Ingenieursbureau Den Haag is ook in dit opzicht een verhaal apart. Het kan een geïntegreerd systeem worden genoemd in die zin, dat beheer en bevraging de vorm hebben gekregen van afzonderlijke functies in het archiveringssysteem zelf. Het heeft echter hoegenaamd geen relatie met toegangen op een hoger organisatieniveau. Digitalisering maakt de integratie mogelijk van afzonderlijke toegangen in één digitaal toegangensysteem. Die integratie is echter alleen echt gegarandeerd bij digitaal archief. Het onderzoek wijst uit, dat bij de papieren toegangensyste men de integratie van de toegangen niet een voor de hand liggende volgende stap is. Digitalisering bevordert de integratie binnen digitale systemen, maar niet automatisch ook de integratie tussen de klassieke en de digitale toegangen. Integratie wordt nog bemoeilijkt door een gebrek aan standaardisatie bij de beschrijving van de verschillende contextelementen. De toegankelijkheid van de archieven lijkt dan ook zeer gebaat bij het gebruik van standaards als ISAD en ISAAR, waardoor het mogelijk wordt contextgegevens op een eenduidige manier expliciet te maken en objectief te benoemen. ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK 13 Hofman, Uitdijend heelal 45-65, aldaar 49. Voor de volledigheid wordt hier nog vastgesteld dat het aantal contextelementen dat wordt vastgelegd ook groter zal zijn naarmate hogere eisen worden gesteld aan de authenticiteit van de stukken. Dat aspect bleef in het onderzoek echter buiten beschouwing. 224 THEO THOMASSEN EA. ARCH IE F O NTS LU IT ING VANUIT DE CONTEXT 225

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 114