De selectie van contextelementen ten behoeve van de ontsluiting Contextelementen als ontsluitingstermen: een keuzeprobleem De centrale vraag in ons onderzoek was de vraag welke contextelementen in de onderzochte toegangensystemen als ontsluitingstermen zijn gebruikt. Om dat vast te stellen werd een checklist of scorelijst ontwikkeld en gebruikt. De opval lendste uitkomst van deze exercitie was, dat op verreweg de meeste contextele menten niet werd gescoord.12 Dat was in de eerste plaats een logisch gevolg van de scorelijst zelf. Deze lijst kreeg het karakter van een alomvattende opsomming doordat de lijst van Hofman als uitgangspunt werd gebruikt bij de opstelling. Deze lijst is bedoeld als een generiek model voor de metadatering van archiefdocumenten, wat heel wat meer is dan een model voor toegankelijk maken alleen. Bovendien is het een generiek ontwerpmodel. In zo'n model worden niet alleen die contextelementen opgenomen die kunnen worden gebruikt als ontsluitingsterm van een specifiek archief of archiefbestand, maar alle contextelementen die in een concrete toe passing relevant zouden kunnen zijn. De vraag of dit resultaat ook iets zegt over de kwaliteit van de onderzochte toegangen, kan in het kader van dit onderzoek niet worden beantwoord. Niet alleen was de omvang van het onderzoek daarvoor te beperkt, het behoorde ook niet tot het doel van het onderzoek. Wel werd het in de loop van het onderzoek duidelijk, dat kwaliteit van toegangensystemen eerder wordt bepaald door de deugdelijkheid van de keuze die uit het grote aantal beschikbare contextelemen ten wordt gemaakt dan door het aantal contextelementen dat uiteindelijk als ontsluitingsterm wordt gekozen. Ook het toegankelijk maken van archieven is een kwestie van verantwoorde keuzes maken; ook daar kan in de beperking de meester worden herkend. Sommige contextgegevens worden vastgelegd, andere blijven impliciet Archiefstukken dienen als vervoermiddelen van mededelingen door ruimte en tijd. Naarmate de stukken meer ruimte en tijd moeten overbruggen, moeten degenen die ze opmaken en versturen meer gegevens over de ontstaansredenen en -omstandigheden van de stukken aan die mededeling toevoegen, omdat de ontvangers de stukken anders niet goed kunnen interpreteren. Een archiefstuk dat maar door weinig mensen in dezelfde omgeving en gedurende een korte tijd wordt gebruikt, behoeft doorgaans van minder gegevens over zijn context van ontstaan voorzien dan het archiefstuk dat voor veel mensen gedurende lange tijd moet worden gebruikt. Op een boodschappenlijstje wordt meestal niet vermeld van wie het afkomstig is en voor wie het is bestemd, op de kassabon staat de naam van de winkel die hem heeft afgegeven en het bankafschrift vermeldt zowel de naam van de bank als die van de rekeninghouder. En wat voor afzonderlijke archiefstukken geldt, geldt ook voor samengestelde archiefbestanddelen, series en hele archieven. Men kan ingekomen post registreren, maar die registratie ook achterwege laten. Men kan geavanceerde postinschrijvingssystemen gebruiken waarin contextgegevens van elk ingekomen en uitgaand stuk worden vastgelegd, maar men kan ook volstaan met globale opschriften op de mapjes in de bureau la. Kortom: alle archiefstukken hebben evenveel context, maar in het ene geval worden over die context meer gegevens vastgelegd dan in het andere. Toegangensystemen verwijzen nu eens naar minder en dan weer naar meer, maar altijd maar naar een deel van het totaal aan mogelijke relevante context elementen. Een ander deel wordt op een fysieke manier gerepresenteerd: door de fysieke ordening van de archiefstukken, door de verpakking van die stukken, door de plaatsing van het archief in het gebouw. En dan zijn er ook nog een aan tal relevante contextgegevens die alleen maar worden vastgelegd in de hoofden van de betrokkenen, die wel kunnen onthouden wie de archiefvormer is, waar deze gevestigd is, wat hij doet en hoe hij georganiseerd is en die blindelings de weg weten in het archiefdepot. Aannemelijk is dat de algemene praktijk om voor de hand liggende contextge gevens niet in het toegangensysteem op te nemen aanvankelijk geen problemen oplevert, maar later, als er kennis uit de organisatie is weggelekt en de omstan digheden zijn veranderd, des te meer. Als oude toegangen beschikbaar worden gesteld aan een nieuw publiek en als toegangen van archiefdiensten uit verschil lende plaatsen aan elkaar worden gekoppeld, moeten deze eens zo vanzelfspre kende contextelementen alsnog expliciet worden gemaakt als men het oude niveau van de toegankelijkheid wil behouden. Impliciete contextgegevens in de onderzochte archieven Het archief van een privé-persoon, dat bescheiden is van omvang en dat alleen voor eigen gebruik is bestemd is al bij een zeer summiere representatie van een paar geselecteerde contextelementen toegankelijk. Die conclusie hadden de deel nemers aan dit onderzoek (evenals alle andere studenten archiefwetenschap) al getrokken toen zij aan het begin van hun opleiding hun eigen archief hadden beschreven en de beschrijvingen met elkaar bespraken. In het onderzoek dat in het kader van het DWC werd uitgevoerd bleek, dat ook bij de ontsluiting van de onderzochte overheidsarchieven veel contextelementen niet expliciet waren gemaakt. De vestigingsplaats van de actor bijvoorbeeld werd zelden als ontslui tingsterm gebruikt. Degene die de archieven raadpleegt moet er vanuit gaan, dat de Staten van Utrecht, het Haagse gemeentebestuur, het ministerie van LNV en het Ingenieursbureau Den Haag in Utrecht en Den Haag zijn of waren gevestigd. Voor eigentijdse nadere toegangen geldt hetzelfde. In de indicateurs van de gemeente Den Haag komt geen enkele informatie voor over de functies en het mandaat van de gemeente. De informatie over de functies en mandaten van de diverse afdelingen zat in de hoofden van degenen die de indicateur samenstel den, die de post verdeelden over de organisatie en die de stukken gebruikten. De indicateur en de fiches dienden alleen als een hulpmiddel om na te gaan waar de stukken waren gebleven. Een indicateur is vooral bedoeld voor een goed logistiek beheer van de stukken en de contextgegevens die erin zijn vastgelegd zijn dan ook voornamelijk beheersgevens. Ook bij de directe toegang tot het archief bij het tekeningenarchief van het IbDH zijn belangrijke contextelementen expliciet gebleven. Zo worden de namen van het archief en de archiefvormer niet vermeld; het icoontje van Microstation op het bureaublad van de PC van de medewerker dient hier als impliciet toegangselement. ARC HIEF ONTSLUITING IN DE PRAKTIJK 12 Zie bijlage op p. 230. 220 THEO THOMASSEN EA. ARCH IE F O NTS LUIT ING VANUIT DE CONTEXT 221

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 112