van de toegang er van uitzijn gegaan dat de onderzoeker wel begrijpt dat het over Den Haag gaat: hij zit bij raadpleging immers in het Haags Gemeentearchief. Bij de indicateur zijn veel elementen slechts impliciet aanwezig omdat het voor de ambtenaren ter secretarie niet nodig was alle contextgegevens te vermelden; de meeste hadden ze wel in hun hoofd zitten. Volledigheidshalve moet hier aan worden toegevoegd, dat de stukken oor spronkelijk werden geregistreerd met behulp van het fiche-doorschrijfsysteem. Bij registratie van een stuk werd een aantal identieke fiches gemaakt, elk met een andere kleur. Elke kleur stond voor een bepaald ordeningscriterium, zoals naam van de afzender of ontvanger, toegekende code VNG of perceelnummer. Dat toe gangensysteem is grotendeels vernietigd. Het enige wat rest is de indicateur: de serie fiches die geordend is op registratienummer. Als toegang is deze serie nau welijks meer te gebruiken: het zoeken van een stuk waarvan men het registratie nummer niet weet (en dat zal vaak het geval zijn) is als het zoeken naar een speld in een hooiberg. Zelfs wanneer de exacte datum van het stuk bekend is, zullen vele bladen van de indicateur doorgenomen moeten worden voordat de inschrij ving gevonden is. Contexttermen LNV Bij het beleidsterrein Landinrichting kon een goed beeld worden verkregen van het gebruik van contextgegevens in zowel de dynamische als statische fase van het archiefbeheer. Het onderzochte toegangenapparaat heeft op beide beheersfa- sen betrekking en voor enkele toegangen en beheerinstrumenten (het triplet BSD-RIO-ABS/Archeion) is dit onderscheid zelfs van geen enkel belang. De invloed van de PIVOT-methode is goed herkenbaar in de (uitvoerige) ver melding van de (rechts)bronnen van handelingen. Het noemen van andere rele vante toegangen in een toegang komt er daarentegen bekaaid van af. Dit kan samenhangen met de doelgroep waarvoor een toegang in eerste instantie wordt gemaakt. De PIVOT-invloed is ook zichtbaar bij het contextelement mandaat (ontstaanscontext). De elementen uit de ontstaanscontext blijken in RIO en BSD trouwens in het algemeen goed vertegenwoordigd te zijn, met uitzondering van het element bedrijfsproces. De aandacht voor de beheerscontext blijft in het BSD beperkt tot de selectiecriteria -wat gezien de functie van het BSD ook voor de hand ligt- en daardoor is het geen ideaal instrument voor toegankelijkheid. Het RIO bevat gegevens over de documentaire context, die in het BSD worden overgenomen en aangevuld met wijzigingen op de nummering van handelingen. Wat voor het RIO/BSD geldt, geldt in zekere mate ook voor de institutionele toegang (inventaris nieuwe stijl) die op dat RIO/BSD is gebaseerd. De score op elementen uit de beheerscontext is niet hoog, te meer doordat de selectiecriteria die wel in de BSD staan hier ontbreken. De verklaring ligt voor de hand. Het con textmodel van Hofman is, zoals eerder al werd opgemerkt, een digitaal ontwerp model. Het moet veel meer gegevens over de ontstaans- en beheerscontext bevatten dan een contextmodel dat alleen gebruikt wordt voor de selectie op hoofdlijnen van reeds gevormd archief. Bovendien behoeven verscheidene con textelementen niet te worden geëxpliciteerd. Vestigingsplaats van de actor en een geografische aanduiding onder mandaat bijvoorbeeld kunnen bij de gebruikers van het systeem als bekend worden verondersteld. Ondanks de beschikbaarheid van een weldoordacht toegangensysteem is de toegankelijkheid toch niet optimaal. Om leemten van een BSD op te vullen worden vooral in de dynamische fase allerlei toegangen gemaakt, zoals het dyna mische archievenoverzicht en de lijst voorgangers/opvolgers van archiefvormers. De relatie met voorgangers, een contextelement onder actor, komt namelijk bij alle toegangen voor, behalve bij het ordeningsplan. De beschrijving van die rela ties zit hier soms verstopt in verhalende tekst of wordt alleen genoteerd indien het een uitzondering betreft. Op het ministerie van LNV wordt daarom een aparte lijst van voorgangers bijgehouden. Het effect hiervan is niet optimaal, omdat de namen van de archiefvormers niet zijn gestandaardiseerd. ISAAR(CPF), de International Standard Archival Authority Record for Corporate Bodies, Persons, and Families, zou hier wellicht goede diensten kunnen bewijzen.9 Contexttermen in het toegangensysteem op het archief IbDH Bij het tekeningenarchief van het IbDH zijn de contextgegevens waarop kan worden gezocht opgenomen in de mappenstructuur en de bestandsnamen op de C-schijf (lokaal) en de K-schijf (netwerk). De lokale mappenstructuur (op de C-schijf) ziet er als volgt uit: C:\dgn\projectnaam\projectnummer\straatnaam\Ndgn.10 De mappenstructuur op het netwerk (de K-schijf) bevat ook een aanduiding van de betrokken afdeling: K:\afdelingsnaam\projectnaam\projectnummer\straatnaam\*.dgn. Een tekening bij IbDH wordt opgeslagen onder een bestandsnaam die is opge bouwd uit een uniek tekeningnummer gevolgd door een statusafkorting. De eerste twee cijfers van het tekeningnummer geven het jaar van aanmaak weer, dus 01 voor 2001. De statusafkorting die wordt toegevoegd is een tweeletterige afkorting van de status van het project. Er zijn afkortingen voor bebordings- en belijningstekening (bb), bestektekening (be), bestektekening definitief (bd), bewegwijzeringstekening (bw), ontwerp (ol-o9), variant (vl-v9), revisieteke ning (rv), definitieve ontwerptekening (do). Opvallend is, dat met deze tweelet terige afkorting in sommige gevallen het soort tekening en in andere gevallen het ontwikkelingsstadium wordt aangegeven.11 Tekeningnummer en statusafkorting worden samengevoegd tot de bestands naam waaronder de tekening wordt aangemaakt. In de bestandsnaam: K:\VE\watervld\99-56356\aansln54\001067do.dgn bijvoorbeeld treffen we zowel de projectnaam als de straatnaam aan. In de bestandsnaam: K:\VE\erasmweg\99-73256\000879rv.dgn kunnen we de projectnaam zonder nadere aanduiding aantreffen. De naam van het volledige pad op de K-schijf wordt in de tekening buiten het kader onder het tekeninghoofd gezet. Dit is een belangrijk ontsluitingsgegeven, omdat iedereen op de eventuele afdruk kan zien waar deze tekening digitaal opgeslagen is. ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK 9 ISAAR(CPF) is te vinden op: http://www.hmc.gov.uk/icacds/icacds.htm. Zie ook Thomassen, Klassieke toegangen, elders in dit jaarboek, p. 103. 10 *.dgn staat voor het tekeningenbestand. 218 THEO THOMASSEN EA. ARCH IE F O NTS LUIT ING VANUIT DE CONTEXT 11 Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of dit een gevolg is van het feit dat niet een DIVer of, zo men wil, een archivaris deze structuur ontwerpt en beheert. Wellicht is dat exemplarisch voor een van de problemen van de digitale duurzaamheid. 219

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 111