voorkeur de weg van de minste weerstand kiezen. Zij verwachten snelheid, nauw keurigheid en betrouwbaarheid van de informatie. Als archivarissen daar niet op in zouden spelen zouden ze geen nieuwe klanten binnenhalen en bestaande klanten van zich vervreemden. Deze klantgerichte oriëntatie is intussen in de archiefontsluiting gemeengoed geworden. Archivarissen gebruiken de nieuwe mogelijkheden van de informatie- en communicatietechnologie om een nieuwe generatie toegangen en gidsen te ontwikkelen, die de bevraging van archieven niet laten uitgaan van de structuur van het materiaal, maar van de vraagstelling en het zoekperspectief van de gebruiker. Toegankelijkheid en de archivaris De laatste jaren breekt onder archivarissen ook het inzicht door dat bij het defi niëren van toegankelijkheid niet alleen naar het archief en de gebruiker moet worden gekeken, maar ook naar hun eigen rol. In de klassieke benadering is de archivaris een beheerder. Hij hoort niet bij het archief en hij hoort niet bij de gebruiker, hij is een onpartijdige buitenstaan der, die de integriteit en daarmee de bewijskracht van het archief verzekert en alle gebruikers zonder onderscheid als belangeloze en objectieve gids terzijde staat. Hij brengt en houdt archieven in goede en geordende staat door de oude orde te respecteren, waar nodig te herstellen en nauwkeurig in hun toegangen af te beelden. Hij wijst de gebruikers belangeloos de juiste route door het archief, over een weg die hij vooraf heeft geplaveid. Met zijn toegangenapparaat en zijn unieke kennis van de archieven biedt hij de gebruikers een vast interpretatie kader, zodat ze niet voor raadsels komen te staan en kunnen horen wat de archiefstukken hen te vertellen hebben. "The Archivist's career is one of service", schrijft Jenkinson. "He exists in order to make other people's work possible... His Creed, the Sanctity of Evidence; his Task, the Conservation of every scrap of Evidence attaching to the Documents committed to his charge; his aim to provide, without prejudice or afterthought, for all who wish to know the Means of Knowledge... The good Archivist is perhaps the most selfless devotee of Truth the modern world produces."3 Tegenwoordig zijn we geneigd de rol van de archivaris wat genuanceerder te benaderen. Wie van ons denkt nog de rol te spelen van de objectieve en onpartij dige bewaker van historische getuigenissen, die de waarheid dient door eenieder die naar kennis smacht gelijkelijk met archieven te bedienen? In een postmoder ne visie is een archivaris niet iemand die archieven hun eigen verhaal laat vertel len of de geschiedenis door de bronnen zelf laat spreken, maar eerder iemand die de historische bron en het historische verhaal zelf mede construeert en interpre teert, die net als de archiefvormers en de gebruikers bepaalt welke betekenissen aan archieven mogen worden gehecht en welke niet. Er zullen tegenwoordig nog maar weinig archivarissen zijn die toegankelijk heid louter opvatten als een kwaliteit van het archief zelf. Een archief is alleen maar toegankelijk vanuit het gezichtspunt van een bepaalde gebruiker en alleen 16 maar langs wegen die de archivaris heeft aangelegd. Zowel de gebruiker als de archivaris moeten dus in een omschrijving van toegankelijkheid worden meege nomen. Toegankelijkheid: een voorstel voor een eigentijdse begripsomschrijving Toegankelijkheid van archief zou ik hier willen omschrijven als de geschiktheid van een archiveringssysteem op een bepaalde tijd en plaats om een gebruiker met bepaalde competenties op een effectieve manier het archief te laten inter preteren, binnen de beperkingen die de omgeving van dat archiveringssysteem aan die raadpleging stelt. Toegankelijkheid is dan een resultante van verschillen de variabelen: de gebruiker en diens competenties, het archiveringssysteem en de maatschappelijke omgeving (beleid). Zoals ook in de ontsluitingspraktijk houdt de archivaris zich in deze begripsomschrijving schuil in het archiveringssysteem, waar hij deel van uitmaakt.4 Toegankelijkheid kan met behulp van deze begripsomschrijving worden gede finieerd in termen van de kwaliteit van het archiveringssysteem, waaronder de kwaliteit van de kennis die is vastgelegd in het archief en in het hoofd van de archivaris, de kwaliteit van de raadpleger en de door de maatschappelijke om geving gestelde beperkingen, alles in hun onderlinge verband. Toegankelijkheid is in deze begripsomschrijving relatief en variabel. Er hoeft maar één factor te veranderen (de gebruiker, het archief, de archivaris) en de mate van toegankelijkheid verandert. De tijd doet voortdurend afbreuk aan de toegankelijkheid en doet elke toegankelijkheid uiteindelijk teniet. Toegankelijkheid is in deze benadering niet alleen raadpleegbaarheid, maar ook vrije interpreteerbaarheid. Een geschiedenis van de archivistische gebruikersvriendelijkheid De gebruikersvriendelijkheid van Muller, Feith en Fruin De hedendaagse archivaris noemt zich klantvriendelijk, maar dat wil nog niet zeggen dat de archivarissen van vroeger zich aan de klant niets gelegen lieten liggen. Archivarissen hebben zich er sinds het ontstaan van het archiefwezen het hoofd over gebroken hoe zij hun klanten het best zouden kunnen bedienen en op welke klanten zij zich vooral moesten richten. Ze slaagden er alleen nooit in om het al hun klanten evenzeer naar de zin te maken. Altijd stonden zij in een spagaat tussen de administratie en de historicus. Ontsloten zij de archieven vanuit het standpunt van de historicus dan dupeerden zij de recht- en bewijszoe- kende burger. Ontsloten zij ze vanuit het standpunt van de archiefvormer dan kon de historicus niet vinden wat hij zocht. Muller, Feith en Fruin hakten in hun Handleiding van 1898 de knoop door, door vast te stellen, dat de gebruiker uit eindelijk het meest gediend was met een ontsluiting die het 'oorspronkelijke' archief als uitgangspunt nam. De oude orde van een archief moest worden gere specteerd, met name op macro- en microniveau: archieven mochten niet meer worden vermengd en dossiers niet meer uit elkaar gehaald. Op mesoniveau 17 TOEGANKELIJK MAKEN: GEBRUIKER, ARCHIEF, ARCHIVARIS 3 Cit. Terry Cook, 'What is Past is Prologue' in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen, Naar een nieuw paradigma in de archivistiek. Jaarboek 1999 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 1999) 36. THEO THOMASSEN DE VEELVORMIGHEID VAN DE ARC HIEF O NTS LU ITING EN DE ILLUSIE VAN DE TOEGANKELIJKHEID 4 Met archiveringssysteem wordt hier hetzelfde bedoeld als wat volgend de NEN-norm archiefsysteem genoemd moet worden: een informatiesysteem dat archiefbescheiden opneemt, beheert en beschikbaar stelt door de tijd heen (NEN-ISO 14589:2001, Standaard voor Informatie- en archiefmanagement. Delft: NEN, 2001; 3.17)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 10