Archiefontsluiting vanuit de context: een kwestie van kiezen In dit hoofdstuk staan we nog eens stil bij de wijze waarop archiefontsluiting in de praktijk plaatsvindt. Het artikel van Horsman beschrijft de wijzen waarop, ook in internationale context, toegankelijkheid op macroniveau wordt geboden: het archievenoverzicht. Belangrijk is de constatering dat door nieuwe technolo gieën de wens van de gebruiker tot 'doorzoekbaarheid' eindelijk zal kunnen worden gehonoreerd. Opmerkelijk is evenwel dat zelfs op het tamelijk eenduidige niveau van het nationale archievenoverzicht digitale resultaten moeizaam tot stand komen. Het artikel van Van Maanen over de Leidse stadsarchieven toont nog eens aan hoe weerbarstig de klassieke praktijk van het inventariseren is. In het licht van de bijdragen in het tweede hoofdstuk van deze bundel, 'van klassiek tot postcusto- diaal', komt bovendien nog eens pregnant het besef naar voren dat de klassieke inventaris als Findbuch een problematische toekomst heeft als zoekinstrument in een digitale omgeving. Tenslotte behandelen Thomassen e.a. de aard en de omvang van contextelemen ten in archiefgidsen en -toegangen. De auteurs wijzen op de steeds groter wor dende wisselwerking tussen archivaris en gebruiker en benadrukken daarmee nog eens dat de archivaris a) de toegankelijkheid in toenemende mate vanuit de vraagzijde moet benaderen en b) bij het 'organiseren' van toegankelijkheid keuzes moet maken. Zoals hierboven reeds gesteld, bepaalt de archivaris met zijn keuzes de toegankelijkheid van een belangrijk deel van het historisch domein. Nadere bestudering van de impliciete en expliciete keuzes die de archivaris maakt in zijn praktische ontsluitingswerkzaamheden kan een essentiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling en verbetering van de toegankelijkheidsinstrumenten in een digitale omgeving. Inleiding "Archivistische context en toegankelijkheid" was het thema waaraan in het tweede trimester van het studiejaar 2000-2001 het doctoraalwerkcollege Boek-, Archief- en Informatiewetenschap van de Universiteit van Amsterdam was gewijd. Doel van het college was om op basis van onderzoek naar toegangen van verschillende typen verschillende manieren te identificeren waarop gegevens over de context van archieven werden en worden gebruikt om die archieven toeganke lijk te maken. Het onderzoek werd onder begeleiding van Theo Thomassen uitge voerd door Henk Duits, Jacqueline Stroet, Annelot Vijn en Robert van Vuuren. Ieder van hen onderzocht een specifiek toegangensysteem met de bedoeling de onderzoeksresultaten met elkaar te vergelijken. Ieder van hen maakte van zijn of haar bevindingen een presentatie en een verslag. Deze verslagen vormden de basis voor dit artikel, dat verder in grote lijnen de loop van de colleges en het onderzoek volgt. In dit artikel worden eerst de kernbegrippen in het onderzoek, het in het onderzoek gebruikte contextmodel en de gehanteerde onderzoeksaanpak bespro ken. Vervolgens worden de onderzoeksobjecten nader geanalyseerd, dan worden de concrete onderzoeksresultaten gepresenteerd en tenslotte worden enkele alge mene conclusies getrokken. In een algemeen theoretisch kader voorziet dit artikel niet. Daarvoor wordt verwezen naar de artikelen van Thomassen over toe gankelijkheid en klassieke toegangen elders in dit jaarboek. Daar vindt men ook verwijzingen naar de relevante litteratuur. Het kader van het onderzoek Het gebruik van contextgegevens als ontsluitingstermen Een archivistische toegang ontsluit archief door het af te beelden of te represen teren. Zo'n afbeelding of representatie bestaat uit archivistische metadata, gege vens over de inhoud, de structuur en de context van het archief. Dergelijke gegevens zijn in die toegang zodanig georganiseerd dat ze als verwijzings- of refe rentiesysteem kunnen dienen. Niet alle gegevens over de context van het archief worden in een toegang op dat archief opgenomen. Veel contextgegevens, zoals de gegevens over het archiefbeheerregime en over de technische context, worden voor gebruikt voor andere doeleinden dan de ontsluiting van het archief, zoals het logistieke en fysieke beheer. Zij doen hun zegenrijke arbeid onder de motor kap van het informatiesysteem, zonder dat de gebruiker er omkijken naar heeft. ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK 208 THEO THOMASSEN, HENK DUITS, JACQUELINE STROET, ANNELOT VIJN, ROBERT VAN VUUREN 209

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 106