waarop de moderne samenleving met informatie en kennis, in casu historische
informatie en kennis omgaat.
Sinds enkele jaren is het archiefwezen volop bezig zich een nieuwe en vitale po
sitie binnen het veld van cultureel-erfgoedinstellingen te verwerven. De vorming
van het Nationaal Archief en van de regionale historische centra past in dat
streven. Modernisering van de organisatievormen zal evenwel niet voldoende
zijn om de gunst van het grotere en bredere publiek te veroveren. De vraag is of
archiefdiensten/historische centra inhoudelijk, programmatisch op de goede
weg zijn om ook de jonge Nederlanders, dat wil zeggen de bevolkingsgroep tussen
18 en 48 jaar, aan zich te binden. Nogmaals, archievenoverzichten en inventaris
sen op internet zijn belangrijk, maar is het voldoende om in het komende decen
nium het publiek de toegang te verschaffen tot de wereld die men zoekt?
In dit jaarboek is toegankelijkheid vanuit de wetenschappelijke, archivistische
invalshoek volop aan de orde. Zo langzamerhand heeft de archivistiek greep
gekregen op de vraagstukken rond digitale archivering. Behoud van context en
binding aan werkprocessen zijn daarbij de kernbegrippen van de archivistiek
geworden. Toegankelijkheid wordt benaderd vanuit de specifieke deskundigheid
van de archivaris: kennis van procesgebonden informatie. In de wereld van digi
taal informatiebeheer is de functionele archivistiek van essentieel belang om
authenticiteit, toegankelijkheid en duurzaamheid van informatie te waarborgen.
Toegankelijkheid in de 21e eeuw is contextuele toegankelijkheid. Deze inzichten
kunnen niet genoeg worden onderbouwd en gedoceerd. Maar zij vormen één
zijde van de medaille. Behalve de professionele hoeder van de integriteit van
informatie is de archivaris ook nog eens de hoeder van een cultureel domein.
Naast de traditionele toegangen uit de beschrijvende archivistiek en de contextu
ele toegangen uit de functionele archivistiek, producten van de wetenschappelij
ke analyse van de structuur van resp. 'documenten' en 'informatie', wordt de
archivaris ook meer en meer de 'gatekeeper' van een wereld die hij zelf kneedt
en presenteert.
In de jaren '90 hielden we vol dat de archivaris er was om archieven te beheren
en beschikbaar te stellen als verlengstuk van de administratie. Vanzelf kregen die
archieven waarde als cultureel erfgoed, maar dat culturele aspect was een afgelei
de van de primair administratieve functie van archieven. Sinds enkele jaren is de
archivaris echter weer volop cultuurmanager, samenwerkend en concurrerend
met de cultuurmanagers uit andere erfgoedsectoren. In de komende jaren zal de
archivaris steeds sterker -meer gelijkend op een museumdirecteur dan op een
bibliothecaris- als culturele trekker, trendsetter en smaakmaker optreden.
Natuurlijk is de archivaris altijd een 'presentator' geweest via zijn publicaties,
tentoonstellingen, e.d. Maar door de opkomst van de informatie- en communi
catietechnologie is de potentiële impact van de archivaris op de samenleving
aanzienlijk vergroot. De archivaris is -en nu in veel sterkere mate dan de muse
umdirecteur- een informatiemanager die het publiek toegang kan verschaffen
tot enorme hoeveelheden steeds recentere en daardoor politiek en maatschap-
pelijk gevoeliger data. Belangrijk is daarbij te beseffen dat de archivaris in zekere
zin een monopolist is ten aanzien van een belangrijk deel van de historische
informatiebestanden in ons land. Natuurlijk is de archivaris dat altijd al geweest,
maar door de opkomst van de ICT komt hij in een machtspositie die nog te
weinig onderwerp van discussie is geweest. In het pre-ICT-tijdperk was de archi
varis monopolist in het fysieke beheer van archieven. De klassieke toegangen die
hij vervaardigde -inventarissen en nadere toegangen- waren een wegwijzer voor
de onderzoekers die zelf de originele bestanden wilden raadplegen. Nu, in het
ICT-tijdperk, is de archivaris niet alleen de monopolist in het fysieke beheer van
de archieven, maar ook een monopolist in het beheer van de digitale toegangen.
Het zwaartepunt in het gebruik van archieven zal zich door het internet expo
nentieel verleggen van de fysieke documenten naar de grote gekoppelde digitale
databases. Of, scherper gesteld, de toekomstige internetgeneraties werken niet
meer met archieven maar met toegangen. Zij zullen zich nauwelijks meer realise
ren dat er achter de toegangen nog archieven schuilgaan. Door deze ontwikke
ling wordt de archivaris opeens de 'gatekeeper' die de macht heeft om met zijn
toegangen via internet het grootste deel van de Nederlandse bevolking te
'omgeven' met gecontroleerde beelden en woorden.2 Toegankelijkheid is vanuit
deze optiek niet meer de vriendelijke, bereidwillige dienst van de archivaris, maar
het controlemiddel over een belangrijke deel van het lokale, regionale en landelij
ke historische domein. Nogmaals, deze veranderende rol van de archivaris
vraagt, zoals ook Hofman in deze bundel bepleit, om een brede en diepgaande
discussie over de 'nieuwe' toegankelijkheid. Kern van de zaak is dat de archivaris
zich weer verdiept in de kentheoretische en bronnenkritische vraagstukken van
zijn toegankelijkheidsinstrumenten. In het vorige jaarboek werd de vraag gesteld
naar de representativiteit van de toegangen.3 Verschaft de archivaris toegang tot
het verleden of tot de representatie van dat verleden, de archieven. In dit jaar
boek gaat Tollebeek in op het vraagstuk van de 'referentialiteit', dat wil zeggen
de gelaagdheid van het verwijzingssysteem, van de inventaris en het archieven
overzicht. Een goede discussie over deze vraagstukken is noodzakelijk om de
archivaris zijn rol als 'gatekeeper' op een verantwoorde wijze te laten vervullen.
De archivaris staat pas aan het begin van het tijdperk waarin hij een actieve en
spannende rol als 'gatekeeper' gaat vervullen. De in deze bundel behandelde
wetenschappelijke thema's betreffende toegankelijkheid -klassiek, postcustodi-
aal en functioneel- zullen ooit moeten worden omgesmolten tot voor een breed
publiek hanteerbare toegankelijkheidsinstrumenten. In de toekomst zal de prak
tijk van archiefontsluiting natuurlijk gebaseerd zijn op de inmiddels goed door
timmerde theoretische inzichten, maar tevens zal de archiefontsluiting onder
steeds grotere druk komen te staan van de 'vrije' zoekwensen van het publiek.
Met andere woorden, de archiefontsluiting is nog in de eerste plaats een sterk
aanbodgerichte onderneming. Binnen enkele jaren zal evenwel de vraagzijde
het initiatief nemen. De discussie over deze ontwikkelingen moet nog op gang
komen. Deze bundel legt een stevig theoretisch fundament om de grenzen en
de mogelijkheden van nieuwe, vraaggerichte vormen van toegankelijkheid te
verkennen.
ARC HIE F O NT SLUITING IN DE PRAKTIJK
2 Zie het boeiende betoog over de 'experience'-samenleving en de macht van de 'gatekeepers' in: Jeremy
Rifkin, The age of access. How the shift from ownership tot access is transforming capitalism (Londen 2000).
206
INLEIDING
3 Bert Looper en Bert de Vries, 'Contextuele toegankelijkheid: panoptische utopie of realiteit?', in P.J.Horsman,
F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (red.), Context. Interpretatiekaders in de archivistiek ('s-Gravenhage
2000) 245-256.
207