onderzoeker weten dat er wel onder 0006, en niet onder 0002, 0005 of 0008 gekeken moet worden? Het tweede probleem is de omvang van de vergaarbakken. De volgende stap wordt in het voorbeeld in de IT ingeluid met de onderkoelde formulering "Onder de handeling staan de desbetreffende dossiers opgesomd". Omdat handeling 0006 zoveel moet vangen, is de opsomming van dossiers bij deze handeling 25 bladzijden lang. De onderzoeker die bedacht heeft dat de toonkunstenaars onder deze handeling vallen, moet dus 25 bladzijden doorlezen. Die 25 bladzijden zijn wel per wet geordend, maar dat biedt weinig soelaas, omdat de onderzoeker niet a priori kan weten in welke wetten en ontwerp-wetten iets geregeld is over toon kunstenaars. Doornemen van de 25 bladzijden levert bijvoorbeeld dossier 415 op, handelend over een ontwerp-wet Amusementskunstenaars, en een flink aantal dossiers over wijzigingen van de Arbeidswet, waarvan op grond van de omschrijving niet duidelijk is of de toonkunstenaars er wel of niet in behandeld zullen worden. Na 18 bladzijden tekst komt de lezer ook het dossier tegen dat volgens het voorbeeld gevonden moet worden: dossier 903. Wet Wekelijkse Rustdag Toonkunstenaars, 1988. Tijdens de discussiebijeenkomst werd meegedeeld dat het de bedoeling is dat in de definitieve IT de dossiers binnen een handeling op alfabetische volgorde zul len worden opgenomen.5 Dat is maar in beperkte mate een oplossing. De gebrui ker weet immers niet onder welke aanduiding het dossier wordt opgenomen. Moeten wij zoeken onder de a van amusementskunstenaars of onder de z van zondagsrust, onder de t van toonkunstenaars, de o van ontwerp-wet, de w van wet, de w van wekelijkse of de r van rustdag? In figuur 2 zijn de handelingen ingedeeld om een indruk te geven hoe omvangrijk de problematiek is. 19% wordt gevormd door de handelingen van de adviescom missies die we ook al als actoren tegenkwamen. Zoals we zagen is hier de toevoe ging van handelingen irrelevant. Precies de helft van de bladzijden wordt gevuld met 100 handelingen die het karakter van uitvoeringsbesluiten hebben. De wet geeft een actor een duidelijk omschreven bevoegdheid en die wordt uitgeoefend. Hier werkt de geleding handelingen goed. De overige 30% is problematisch. Hier treffen we de vier vergaarbak-handelingen, waarin het voorbeeld ons laat dwalen. Zij vullen 11% van de IT, en elf beleidsverwante handelingen die er sterk op lij ken nog eens 12%. Samen een klein kwart van de IT, oftewel ruim 100 pagina's met ruim 1000 nummers die de onderzoeker eigenlijk voor vrijwel elk denkbaar onderzoeksonderwerp zou moeten doorlezen. Immers, ook al is men op zoek naar een beleidsterrein waarop de Minister een duidelijke, wettelijk gefundeerde bevoegdheid uitoefende, dan nog is het denkbaar dat over datzelfde onderwerp wetgeving voorbereid of gewijzigd werd, internationale regels op nationaal niveau geïmplementeerd werden, ministerie-breed beleid ontwikkeld werd of overleg met de Staten-Generaal werd voorbereid. Datzelfde geldt eigenlijk ook voor de rest categorie van acht overige handelingen, die nog eens 8% in beslag nemen. De kwaliteit van het antwoord De vierde stap van het voorbeeld behelst het opvragen van dit dossier. Dit is een kwestie van het invullen van het goede nummer. Is hiermee nu ook een bevredi gend antwoord gevonden op de vraag "hoe zijn de arbeidsomstandigheden op et gebied van de Toonkunstenaars geregeld"? Neen. Al in 1929 werd een Rustdag- besluit voor toonkunstenaars in bioscopen uitgevaardigd.6 Op 17 oktober 1941 werd door de waarnemend S.G. van Sociale Zaken een besluit genomen om een wekelijkse rustdag van toonkunstenaars te regelen. Dat werd na de oorlog ge handhaafd en vervangen door de wet van 13 juli 1951. Van deze regelingen, waarvan die van 1941 en 1951 vallen binnen het tijdvak dat de IT bestrijkt, zijn dus kennelijk geen dossiers bewaard. Dat laatste is althans mijn conclusie, maar de mogelijkheid bestaat ook dat een handeling die op grond van een wettelijke regeling mogelijk was, nooit verricht is, of bij het vormen van RIO, BSD en IT over het hoofd is gezien. Het te regelen probleem was dat de toonkunstenaar/amusementskunstenaar niet gemakkelijk de zondag vrij kon krijgen, omdat er in het weekend juist be hoefte aan amusement is. Gepoogd werd dus te regelen dat er een andere vaste rustdag was, doorgaans de maandag. Maar omdat er ook wel eens behoefte kon zijn aan amusementsmuziek op maandagen, kon de directeur-generaal van de arbeid van dit verbod ontheffing verlenen. Om de vraag "hoe zijn de arbeidsom standigheden op het gebied van de Toonkunstenaars geregeld" te beantwoorden moet er dus niet alleen gekeken worden naar de inhoud van de wettelijke rege ling, maar ook naar het ontheffingsbeleid. Wie dat wil zoeken, zou willen weten of de handeling "het verlenen van ont heffingen van het verbod om op maandagen dans- en amusementsmuziek ten gehore te brengen" in de IT voorkomt. Bij gebrek aan een index op handelingen, of een index van wettelijke bepalingen waarop handelingen gebaseerd zijn, is dat niet eenvoudig na te gaan. De enige oplossing is de 24 bladzijden met handelin gen van de directeur-generaal van de arbeid na te lopen (ook een index op de actoren ontbreekt overigens, zodat de gebruiker maar moet ontdekken dat de handelingen in hoofdzaak gesorteerd per actor achter elkaar zijn opgenomen7). Dat is nog doenlijk; als de bevoegdheid ontheffing te verlenen des ministers geweest zou zijn, zou het niet meer doenlijk zijn. Een andere weg is het BSD er bij te pakken: dat vermeldt deze handeling onder de directeur-generaal en geeft aan dat de desbetreffende dossiers vernietigd zijn. Uit het bovenstaande blijkt dat voor de voorbeeldvraag ook vernietigde en niet- aangetroffen stukken relevant zijn. Voor onderzoekers van dit soort vragen is in principe de invalshoek waarbij van handelingen wordt uitgegaan interessant, omdat daarbij al een ordening van het beleidsterrein plaatsvindt. Dat zou zijn maximale rendement hebben, als alle mogelijke handelingen in één document worden opgenomen en per handeling meegedeeld wordt wat de uitkomst van de naspeuringen door de archivist is. De logisch mogelijke uitkomsten lijken mij te zijn die in tabel 1 opgesomd worden. FUNCTIONELE ONTSLUITING 5 De Productbeschrijving Institutionele Toegang (Beleidsterrein), versie: november 2000, die op de discussie bijeenkomst werd uitgedeeld, meldt hierover: "Indien per handeling en per archiefblok de bijbehorende beschrijvingen meer dan één pagina beslaan, dan zijn deze beschrijvingen alfabetisch naar objectbenaming dan wel persoonsnaam geordend öf op onderwerp ingedeeld." 6 Voor de voorgeschiedenis zie Ph. Lelievelt, Voor en achter het voetlicht. Musici en de arbeidsverhoudingen in het kunst- en amusementsbedrijf in Nederland, 1918-1940 (Utrecht 1998) 186-190; voor de periode vanaf 198 LEX HEERMA VAN VOSS 2B IT OR NOT 2B IT 1940 J. van Drongelen, De ontwikkeling van de arbeidinspectie in een veranderende wetgeving (Maastricht 1991) 336. 7 Het BSD meldt nog dat het naar actor is ingedeeld en heeft een inhoudsopgave. Deze indeling is in het IT ook niet consequent, aangezien de handelingen van de Minister verdeeld zijn over een blok voorin en een kleiner blok achterin de IT. 199

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2001 | | pagina 101