Het begrip context in de archiefwetenschap1 De bijdragen van Bearman en Lytle, Hofman, Horsman en Ketelaar worden voorafgegaan door een inleidend artikel van Theo Thomassen over 'Het begrip context in de archiefwetenschap'. Thomassen beschrijft in dit artikel de ontwik keling van het begrip context als archivistisch begrip. Hij geeft aan waarom het contextbegrip in de archivistiek is geïntroduceerd, hoe het zich de afgelopen tien jaar heeft ontwikkeld en welke verschillende benaderingen kunnen worden onderscheiden. Thomassen stelt vast dat de manier waarop verschillende auteurs context definiëren of specificeren sterk afhankelijk is van het doel dat zij daarbij voor ogen hebben. Dat doel kan zijn de standaardisatie van het inventarisatieproces met behulp van computers, maar ook de selectie van archief op basis van de functies die het hebben gegenereerd, de identificatie van de metadata die aan digitale documenten moeten worden gekoppeld om een authentieke en betrouw bare reproductie te garanderen, de systematische beschrijving van de analytische concepten van de archiefwetenschap of de analyse van de vorming en vorm geving van archieven. Verschillende doelstellingen blijken te leiden tot verschil lende contextmodellen, waaraan verschillende contextconcepten ten grondslag worden gelegd. In beschrijvingsmodellen worden contextelementen in eerste instantie opgevat als beschrijvingselementen, in analysemodellen als omgevingsfactoren en in ontwerpmodellen voor de inrichting van archiefsystemen als context- gegevens die als metadata kunnen worden gebruikt. Thomassen eindigt zijn bijdrage met enkele aandachtspunten in het streven naar verdere harmonisatie van de opvattingen over het contextconcept, die wellicht zou kunnen leiden tot de canonisering van het begrip context als archivistische term. Dit inleidende artikel is ook bedoeld om de lezer een beetje gerust te stellen: de auteurs van de artikelen in dit hoofdstuk voeren niet een theoretisch debat met elkaar over abstracte definities, maar analyseren het contextbegrip ieder vanuit hun eigen invalshoek en met het oog op concrete en praktische toepas singen. Slijtagegevoelige modeterm of essentieel concept? Ter aanduiding van de omgeving die archief genereert, structureert en bevraagt is in de jaren negentig van de twintigste eeuw het begrip context in zwang geraakt. Een algemeen aanvaarde definitie van dit begrip bestaat nog niet.2 Context en archief worden niet altijd op dezelfde manier afgebakend en binnen de archief context worden niet altijd dezelfde elementen onderscheiden. Sommigen menen dat het bij al deze onduidelijkheid beter zou zijn als we het begrip eenvoudigweg zouden vermijden. Den Teuling beschouwt het woord zelfs als een slijtagegevoeli ge modeterm, die nog overbodig is ook: "de vakterm, die hiervoor sinds 1962 wordt gehanteerd hoef ik voor vakgenoten niet te herhalen", schreef hij in het Archievenblad.3 Anderen, onder wie ikzelf, achten het voor de ontwikkeling van het vak juist van groot belang dat vakgenoten de term in onderlinge discussie zo spoedig mogelijk nauwkeurig definiëren en specificeren. Dit artikel is bedoeld als een bijdrage aan die discussie. De ontwikkeling van het contextuele denken in de archivistiek De moeder van de archiefwetenschap, de oorkondeleer of diplomatiek, een op de analyse van teksten gerichte discipline, ontwikkelde zich tot een discipline met een uitgesproken contextuele benadering. De genetische oorkondeleer (waarvan de kanselarijgeschiedenis een toepassing is) richt zich op de ontwikkeling van het document, want, zoals Meissner het uitdrukt: "Akten ('Handel') sind der schrift- liche Niederschlag von Handlungen. Es heiszt daher zunachst, sich mit den handelnden Personen bekannt machen, die an der Fertigstellung des Schriftguts teilhaben. Und das bedeutet wieder, sich die Einrichtungen, in denen jene Perso nen tatig werden, Organisation und Geschaftsgang der staatlichen Behörden als des aktenerzeugenden Prototyps in allgemeinen und beispielhaften Zügen ver- gegenwartigen."4 CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: THEORIE 14 THEO THOMASSEN 1 Behalve mijn mederedacteuren dank ik Hans Hofman voor zijn kritische commentaar op eerdere versies van dit artikel. 2 Een definitie van het contextbegrip ontbreekt in de beide drukken van de Dictionary of archival terminology van de ICA en in de lijst van termen die door de redactiecommissie voor de uitgave van een nieuwe ICA -glossary is opgesteld. Een definitie is wel opgenomen in 'Een korte introductie in de archivis tiek' en de daaraan ontleende vertaling van het Engelse begrip in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (red.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek. Jaarboek 1999 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 1999) resp. 15 en 235. 3 A.J.M. den Teuling, 'Pivot en context', Archievenblad 1997 6 (juni juli 1997) 47. Het is mij overigens niet duidelijk op welke vakterm de auteur hier doelt. 4 H.O. Meissner, Archivalienkunde vom 16. Jahrhundert bis 1918 (Göttingen 1969) 257. 15

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 8