Besturen door registratuur bij de Staatsspoorwegen1 Organisatie2 Op 7 september 1863 werd bij Koninklijk Besluit de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (MESS) opgericht. Zij was aanvankelijk gevestigd in Den Haag, maar vanaf 1871 in Utrecht, dat door zijn centrale ligging als knoop punt van de spoorwegen de aangewezen plaats was voor de bestuurszetel. Aan de Catharijnesingel werd een administratiegebouw neergezet, dat later de naam Hoofdgebouw I kreeg. In 1895 kwam het tweede administratiegebouw van de MESS tot stand. Door de vele spoorwegmaatschappijen in Nederland bestond er een moor dende concurrentie, vooral tussen de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij (HSM), de Nederlandsche Rhijn Spoorwegmaatschappij (NRS) en de MESS. Hierdoor en door de slechte samenhang van het net waren de bedrijfsresultaten van de Nederlandse spoorwegmaatschappijen ten opzichte van de buitenlandse slecht. In 1881 werd een parlementaire enquête ingesteld, met de vraag: "Hoedanig moet de exploitatie der Nederlandsche spoorwegen zijn ingericht, opdat deze zooveel mogelijk kunnen voldoen aan de behoeften van het verkeer?" Uiteindelijk werd besloten tot het overblijven van twee spoorwegmaatschappijen, de HSM en de MESS. De andere maatschappijen gingen hierin op. Dit leidde tot de Spoorwegovereenkomst van 1890, waarin onder het motto 'concentratie en concurrentie' gepoogd werd een goed functionerende spoorwegdienst op te zetten.3 Van de samenwerking tussen de MESS en de HSM kwam echter niet zoveel terecht, vooral door de tegenover elkaar staande directeuren van de beide maat schappijen. Pas in 1907, door de aantreding van de nieuwe directeur van de MESS, jhr. ir. J.A. van Kretschmar van Veen, en van de nieuwe administrateur van de HSM, F.W. van der Wijck, kon er meer samenwerking tot stand komen. Dit proces werd door de Eerste Wereldoorlog nog versneld en leidde in 1917 tot het oprichten van de Belangengemeenschap Nederlandsche Spoorwegen.4 De MESS was al in het begin van haar bestaan een grote maatschappij, verdeeld in een noorder- en een zuidernet. Vijf directeuren, die alles zelf wilden doen, bevorderden de eenheid niet.5 De organisatie was vrij los. Het hoofdkantoor liet veel over aan de districtsinspecteurs en aan de werkplaatsen van de twee netten. Deze zelfstandigheid belemmerde echter het nemen van centrale beslissingen om snel te reageren op bepaalde situaties. De HSM was in dit opzicht veel strak ker georganiseerd.6 Bij de MESS was het besef van een steeds groter en ingewikkelder wordende de dienst al in 1866 reden voor een reorganisatie. De organisatie werd gesplitst in vier diensten: die van de centrale dienst, weg en werken, vervoer en handels zaken, tractie en materiaal. Ieder van deze vier had een uitvoerende dienst in het land en een voorbereidende en controlerende afdeling bij de zetel van de directie.7 Centrale sturing was nodig vanwege de belangrijkste taken van een spoorweg maatschappij, namelijk het uitvoeren van een goed functionerende treindienst en het daarbij in acht nemen van de veiligheid. Een nota uit 1867 over de zwakke administratie als gevolg van te weinig centralisatie van de macht en grote versnippering van de verantwoordelijkheid, verwoordt dit aldus: "Er is dan ook geen tak van dienst waarbij een spoedige mogelijke hande ling meer wordt gevorderd dan bij een spoorweg het geval is, omdat de vei ligheid van het vervoer en het welslagen van de onderneming kan afhangen van een bevel, dat spoedig of langzaam is gegeven of uitgevoerd. Geen dienst kan dus eene zamengestelde bureaucratie minder toelaten dan de dienst van een spoorweg. Iedere tusschenkomst, die niet volstrekt noodig is, moet hier als schadelijk worden aangemerkt en vermeden."8 Hierna volgt een pleidooi voor het aanstellen van één directeur. In 1869 werd F. 's Jacob aangesteld als directeur-generaal van de MESS. Hij was volgens de latere voorzitter van de raad van commissarissen, H.P.G. Quack, uitermate geschikt voor die taak: "Hij verpersoonlijkte gezag."9 Bovendien voerde hij vele bezuinigingen in, ook op zijn eigen inkomen.10 Uit een andere nota blijkt dat voor een organisatie van de dienst ook werd gekeken naar de ervaringen van met name buitenlandse spoorwegmaatschappij en.11 In deze nota wordt het al eerder genoemde onderscheid tussen een adminis tratieve en uitvoerende dienst gemaakt. Rond 1890 vond een nieuwe reorganisatie plaats. Het beheer bestond nu uit vier diensten, de centrale dienst, de dienst der exploitatie, de dienst van weg en werken en de dienst van tractie en materiaal. Ook werd een rechtsgeleerde aange steld.12 In 1911 kwam daar nog de dienst van handelszaken en goederentarieven bij.13 Bovendien werd vanaf 1895 buiten de diensten een chef der comptabiliteit aangewezen, die belast was met de zorg voor de "algemeene geldelijke aangelegen heden der Maatschappij, de hoofdboekhouding en de administratie der fond sen".14 CORETTA WIJBRANS 158 CORETTA WIJBRANS BESTUREN DOOR REGISTRATUUR BIJ DE STAATSSPOORWEGEN 1 Bewerking van C. Wijbrans, De systematisering van de bedrijfsadministratie en communicatie van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen 1863-1916, (werkstuk voor het doctoraalwerkcollege archiefwetenschap, Universiteit van Amsterdam, maart 1999). 2 A.J. Veenendaal jr., De ijzeren weg in een land vol water. Beknopte geschiedenis van de spoorwegen in Nederland 1834-1958 (Amsterdam 1998) 32. 3 J.A. Faber e.a. (red.), Het Spoor. 150 jaar spoorwegen in Nederland (Amsterdam 1989) 30-31. 4 Veenendaal, De ijzeren weg, 78-79. 5 Ibidem, 38. 6 Ibidem, 50. 7 Het Utrechts Archief (HUA), Archief Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (Archief MESS), voorl. inv.nr. 310221. Jaarverslag 1866, 10. Het archief van de MESS werd tijdens het onderzoek (maart 1999) nog geïnventariseerd. De nummering van de archiefstukken is dan ook een voorlopige. Om het terugvinden te vergemakkelijken zijn de archiefstukken zo volledig mogelijk omschreven. 8 HUA, Archief MESS, voorl. inv.nr. 8. Conceptnota over de inrichting van de administratie van de maat schappij, 1867, met begeleidend schrijven (Regelgeving, structuur van de diensten). 9 Herinneringen uit de levensjaren van Mr. H.G. Quack 1834-1914 (Amsterdam 1915) 186. 10 Herinneringen, 188. 11 HUA, Archief MESS, voorl. inv.nr. 9. Nota over de inrichting van de dienst, [1868] (Regelgeving, structuur van de diensten). 12 HUA, Archief MESS, voorl. inv.nr. 2641.88. Organisatie van het beheer der MESS, 1890 (Regelgeving, reglementen). 13 HUA, Archief MESS, voorl. inv.nr. 2641.90. Organisatie van het beheer der MESS, 1911 (Regelgeving, reglementen). 14 HUA, Archief MESS, voorl. inv.nr. 310223. Jaarverslag 1895, 13 (Bestuursorganen, Raad van commissarissen) 159

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 80