bewaard worden is een aspect van de context. In het kader van het onderzoek project Protecting electronic evidence volgen Duranti en Eastwood consequent een systeembenadering, ook voor de analyse van de context, onder meer door het gebruik van de termen juridical system, creator's mandate and functions en creator's policies and rules.n Gezien de elementen waaruit de context van het archief bestaat ligt voor de hand modellen en begrippen allereerst te ontlenen aan de organisatiekunde. In het kader van het onderzoek naar functionele eisen voor archivering heeft in David Thomas dat in 1994 in Pittsburgh geprobeerd, zonder bevredigend resultaat. Na de bestudering van een aantal organisatiekundige handboeken constateerde hij een zodanig weinig consistent begrippenapparaat en zulke weinig precieze defini ties, dat hij besloot voor het project eigen begrippen en definities te gebruiken, daarbij terugvallend op een classificatie van David Bearman.12 Studenten archiefwetenschap hebben begin dit jaar hetzelfde gedaan met Nederlandstalige handboeken en met een vergelijkbaar resultaat.13 Het merendeel van de organisa tiekundige literatuur blijkt vooral gericht te zijn op het oplossen van problemen en zich minder te bekreunen om de ontwikkeling van een begrippenapparaat. Auteurs die dat wel deden waren vooral degenen die de systeembenadering hanteerden. Doel, taak, proces en functie zijn sleutelwoorden, al geeft niet elke auteur daar precies dezelfde betekenis aan. De systeemleer biedt daarentegen wel een, neutraal, begrippenapparaat. Als we de systeembenadering voor de analyse van het contextbegrip willen toepassen, zullen we de context moeten kunnen begrenzen. Met het archief als centrum van het heelal, is alles wat niet tot de verzameling documenten behoort als context te zien. Het gaat ons echter specifiek om dat deel van de omgeving dat invloed op het archief uitoefent, op inhoud en structuur; de modellen die het hierboven genoemde onderzoeksproject van Duranti en Eastwood als deelproduct oplever den, brengen dat heel duidelijk in beeld.14 Hofmans conceptuele model laat zien dat de context vanuit verschillende invalshoeken te beschouwen valt en dat het inderdaad, vanuit het archief geredeneerd tenminste, om een uitdijend heelal gaat. Maar het heelal zijn geen grenzen toegemeten, dus valt er weinig af te bakenen. Door vooral die elementen uit de context te kiezen die direct de inhoud en structuur van het archief bepalen beschikken we over een bruikbare beper king; ik neem dan werkproces en archief(document) als grensvlak en kijk voor de context verder naar de elementen (entiteiten) rond het proces. Die invalshoek is in overeenstemming met de moderne archivistiek, die kiest voor de functie of het bedrijfsproces als bron van herkomst van de archiefdocu menten en niet zozeer de actor, de archiefvormer.15 Functie, proces en actor zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo kiest PIVOT in zijn contextbena dering het handelen van de overheid als middel voor grensbepaling, maar in de praktijk startte het onderzoek bij de voordeur van een ministerie. Functies of handelingen kun je niet zien dus hebben we grenspalen nodig en niet ten onrech te ziet PIVOT de actoren16 als zodanig. Ik volg die lijn, omdat je nu eenmaal ergens moet beginnen en er zonder actoren, of organisaties handelingen de dode letter van hun wettelijke grondslag niet verlaten. Om in Hofmans beeldspraak van het heelal te blijven: ik laat de zon maar even om de aarde draaien, omdat ik dat kan waarnemen, ook al heeft Copernicus ons het tegendeel geleerd. Wat ver derop ga ik wel virtueel op de zon staan en zie dan de aarde om me heen draaien. Een actor, organisatie is een sociaal en dus een open systeem. De veronderstel ling is dat in de meest generieke zin een organisatie te analyseren en te beschrij ven moet zijn met behulp van noties en termen van de systeemleer. Eerst analyseer ik de vier sleutelwoorden, doel, taak, functie en proces. Vervolgens schets ik een model dat de contextelementen aan elkaar en aan het archief relateert. Doel, taak, functie en proces In het vorige jaarboek heb ik de systeemtheorie toegepast op beheer en toegan kelijk maken van archieven en daarbij een korte introductie tot het systeemden ken gegeven.17 Een systeem is daarin gedefinieerd een geheel van samenhangende elementen waartussen relaties bestaan en dat iets betekent voor de omgeving. De systeemleer kent aan een systeem een doel toe, in feite is dat de functie die het systeem voor zijn omgeving betekent. Doelen zijn zelf geen immanente eigen schappen van systemen, maar worden daaraan toegekend. Dit geldt voor alle soorten systemen, ook voor organisaties. Deze vaststelling is van belang voor een juiste interpretatie van verwante begrippen als taak en functie. De vraag wat het doel van een systeem is kan niet worden beantwoord zonder het standpunt te kennen van degene die het beschouwt. "Zo zal het doel van een onderneming voor een aandeelhouder zijn het leveren van een bevredigend rendement op zijn kapitaal; voor de werknemers de mogelijkheid tot plezierig werk; voor de overheid CONTEXT EN FUNCTIONEEL INSTITUTIONEEL ONDERZOEK: THEORIE 11 L. Duranti en T. Eastwood, 'Protecting electronic evidence: a progress report', Archivi Computer V:3 (1995) 213-250. Het tweede progress report voegt de creator's organizational structure toe. L. Duranti, H. MacNeil en W.E. Underwood, 'Protecting electronic evidence: a second progress report on a research study and its methodology', Archivi 6c Computer VI: 1 (1996) 37-69. Het derde voortgangsrapport voegt mandaat, functie en organisatiestructuur samen, en creëert een nieuw context element: national and inter national standards. L. Duranti and H. MacNeil, 'A third progress report...', Archivi 6c Computer VI:5 (1996) 343-404. Zie ook de website van het -inmiddels afgesloten project- www.slais.ubc.ca/duranti/intro.htm. Het eindrapport is nog steeds niet verschenen. 12 D.H. Thomas, 'Business functions: towards a methodology', University of Pittsburgh recordkeeping function al requirements project: first progress report (Pittsburgh 1994). De meeste werkdocumenten die in het kader van het Pittsburgh project zijn geproduceerd zijn ook gepubliceerd op de web-site van het project. Zie voor links naar deze en vergelijkbare sites: www.archief.nl/digiduur. 70 PETER HORSMAN DE ERFENIS VAN COPERNICUS. NAAR EEN MODEL VAN DE CONTEXT 13 De verkenning, die zeker niet uitputtend bedoeld was, werd uitgevoerd als een opdracht voor de module 'Archieven en hun functies', door Peter Aussems, Abel Banus, Jos van Bourgondiën, Aat van Hout, Jan-Paul Ipema, Jelika Thomas en Tamara van Zwol. 14 Zie hiervoor noot 12. 15 Zie voor de functionele archivistiek: T. Cook, 'What is past is prologue: a history of archival ideas since 1898, and the future paradigm shift', in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (red.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek. Jaarboek 1999 Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage 1999) 29-67. Pionier is de Australiër Peter Scott; zie M. Wagland and R. Kelly, 'The series system - a revolution in archival control', in: S. McKemmish en M. Piggot, The records continuum. Ian Maclean and Australian Archives first fifty years (Clayton 1994). 16 Ik zal verder het begrip actor in iets minder specifieke zin gebruiken dan PIVOT doet: een actor is een enti teit (persoon of groep personen, eventueel zelfs een intelligente machine) die activiteiten uitvoert. 17 P.J. Horsman, 'Archiefsystemen en kwaliteit' in: Horsman e.a. Naar een nieuw paradigma in de archivistiek, 85-105. 71

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 36