Joodse tegoeden en archieven. Context in de praktijk geleid. Hier ligt natuurlijk een belangrijk verschil in benaderingswijze met de gebruiker die direct toegang wil tot de informatie in de neerslag. Zijn nu de diverse, tegenstrijdige, maar stuk voor stuk legitieme benaderingen van toegan kelijkheid verenigbaar in een panoptische realiteit? Toegankelijkheid in de eenentwintigste eeuw: van vinden naar zoeken Laten we eerst maar eens voorop stellen dat ICT het centrale thema is in alle ont wikkelingen in informatiebewerking en informatiebeheer. In deze snel groeiende wereld van digitaal informatiebeheer is de functionele archivistiek van essentieel belang om authenticiteit, toegankelijkheid en duurzaamheid te waarborgen. Behoud van context en binding aan de werkprocessen zijn de kernbegrippen. Dit betekent ons inziens per definitie dat toegankelijkheid in eerste instantie wordt gerealiseerd door middel van de functionele contextbeschrijving. In concreto betekent dit ook dat de toekomst is aan de contextuele toegang zoals die in dit artikel is beschreven. Toegang is context, context is toegang. In de digitale omge ving heeft de klassieke, op de informatieve waarde van het document georiën teerde inventaris afgedaan. In een digitale omgeving kan toegankelijkheid niet meer worden geboden door het in kaart brengen van de documentaire context volgens de Handleiding. In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat door ICT de (nadere) toegan kelijkheid verandert van een aanbodgericht naar een vraaggericht product. Hiermee bedoelen we dat de 'archivarissentoegang' van de afgelopen decennia -de regestenlijst, de index, etc.- de gebruiker weliswaar een betrouwbaar, maar zeer ééndimensionaal vindinstrument verschaft. Op tamelijk passieve wijze kan de gebruiker iets vinden in gedefinieerde en gelimiteerde lijsten. Door de nieuwe ICT-toegangen kan de gebruiker veel meer vanuit zijn vraag gaan zoeken via diverse benaderingen, actief en multidimensionaal. De ICT-toegangen zijn open zoekinstrumenten in plaats van gesloten vindinstrumenten. Een probleem bij de ICT-toegangen is evenwel de betrouwbaarheid, in de zin van volledigheid en tref zekerheid. Door internetgebruik raken evenwel steeds meer gebruikers gewend aan wat genoemd zou kunnen worden risicovol actief zoeken. De nieuwe genera ties archiefgebruikers zullen in eerste instantie deze zoekinstrumenten vragen en verwachten en zullen de eendimensionale vindinstrumenten als nuttige extraatjes beschouwen. Het archiefwezen moet nog beginnen aan full text retrie val, maar inmiddels zijn systemen op basis van semantische classificatie al in opkomst. De computer zoekt op begrippen en concepten. In de toekomst zullen gebruikersgroepen vanuit hun specifieke belangstelling zoekfilters ontwerpen waarmee de digitale informatiebestanden worden doorzocht. Contextuele toegankelijkheid, in combinatie met ICT-toegangen, zal in sterke mate het negentiende-eeuwse panoptische ideaal verwezenlijken. Maar de door Tollebeek geschetste valkuil, namelijk dat in de digitale context het archiefwerk als elitaire discipline zal hebben afgedaan, moet worden vermeden. Juist de proces- en contextbenadering van informatie door de professionele archivaris is noodzakelijk om de betrouwbaarheid, trefzekerheid en volledigheid van informa tiesystemen goed in kaart te brengen. Het is dan wel nodig dat de archivaris weer zin krijgt in kentheoretische en bronnenkritische vraagstukken. De onderhandse verkoop van Joodse sieraden in Amsterdam1 Een golf van verontwaardiging ging door het land toen op 10 december 1997 in de Groene Amsterdammer een artikel verscheen over een onderhandse verkoping in 1968 van sieraden en andere kostbaarheden, afkomstig van omgekomen Joden, aan personeel van het Agentschap van het ministerie van Financiën. Deze sieraden waren in 1942 en 1943 door Joden ingeleverd bij de beruchte roofbank Lippmann, Rosenthal Co. (Liro), Sarphatistraat te Amsterdam. Liro was op grond van Duitse verordeningen belast met het beheer en de liquidatie van banktegoeden, effecten, kostbare voorwerpen en vorderingen van Joden. Na de oorlog was het merendeel van de goederen die in 1945 nog aanwezig waren, aan de rechthebbenden teruggegeven. Voor een klein gedeelte bleek dat niet te zijn geschied. Dit verhaal leidde onmiddellijk tot uitspraken van een politicus als "Het onzegbare is gebeurd" en tot een onzeker optreden van een zichtbaar aan geslagen minister van Financiën Zalm op de televisie. Aanvankelijk zag het er niet naar uit dat het Algemeen Rijksarchief (ARA) hiermee iets te maken zou krijgen. Immers, in het ARA berust nog niet zulk jong archief van het ministerie van Financiën. Dat bleek bij nader inzien onjuist, althans onvolledig. De aandacht in de pers bleef hoog. Sommige beelden werden vele malen op televisie uitgezonden. Een van die beelden betrof de ruimte waarin de zogenaamde Liro-kaarten waren aangetroffen door een aantal studenten. Het was een wat sjofele ruimte, waarin een aantal groene vierladenkasten voor hangmappen stond. Op elk van deze kasten stond in witte letters: 'W.B.F.' Niemand had zich afgevraagd wat deze letters betekenden. Toch bleken ze cruci aal voor het verdere onderzoek naar de verkoop in 1968. Een paar dagen later realiseerde de schrijver van dit artikel zich dat deze letters een thans onbekende afkorting zijn van een minder bekend overheidsorgaan, het Waarborgfonds Rechtsherstel. Dat bleek de sleutel tot gericht en succesvol onderzoek naar die gewraakte verkoop in 1968. Dat orgaan had de verkoop georganiseerd, en niet het Agentschap van het ministerie van Financiën. Vanwaar dan die verwarring met het Agentschap? Dat is eenvoudig te verklaren, als je weet dat het Waarborgfonds Rechtsherstel WBF) gevestigd was in hetzelfde pand als het Agentschap aan de Herengracht 410 in Amsterdam. Het WBF was wel een zelfstandig overheids orgaan met rechtspersoonlijkheid, maar het maakte gebruik van het personeel van het Agentschap. Het was dus wel degelijk personeel van het Agentschap dat deze verkoping organiseerde, maar ze deden dat met de pet op van het Waarborg fonds. Dat lijkt een erg formalistische redenering. Toch is het van groot belang DE CONTEXT EN DE GEBRUIKER 256 HENNY VAN SCHIE 1 De eerste twee paragrafen van dit artikel zijn een bewerking van een artikel, eerder gepubliceerd in: De Bovenkamer, Magazine van het Algemeen Rijksarchief, 1999-1 (Den Haag 1999) 4-8. 257

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 129