keiijker dan voor het andere: namen, tijds- en geografische bepalingen zijn met een grotere objectiviteit en intersubjectiviteit weer te geven dan aanduidingen van inhoud van competentie, taak en bemoeiing aan de representatiekant; en van onderzoeksonderwerp aan de vraagkant. Hier ligt aan beide kanten van elk zoeksysteem (representatie van inhoud en vraagformulering) de grootste moeilijkheid. Dit is op te vatten als een variant op het algemene tekort in het menselijk communicatievermogen. Dat tekort is al lastig genoeg bij het begeleiden van een onderzoeker in levenden lijve, voor de telefoon of schriftelijk. Daarbij hebben we -in afnemende mate- allerlei subtiele, half- en non-verbale mogelijkheden om waar te nemen of we het over hetzelfde hebben; of we elkaar begrijpen; of de vraag voldoende helder geformuleerd is. In die situaties hebben we bovendien mogelijkheden om met omhaal van woorden, zo niet in eerste dan in tweede of meerdere instantie, onszelf duidelijk te maken en te proberen elkaar te verstaan. In een gedigitaliseerde situatie (bijna) niets van dat alles. Gegevens en vraag moeten eenduidig worden geformuleerd. Er zijn natuurlijk mogelijkheden als "klinkt als", truncatie, zoeken met behulp van synoniemen en hiërarchisch gerelateerde begrippen, (al dan niet door middel van een ingebouwde en voor de gebruiker misschien wel onzichtbare slimme thesaurus); of combinatie van termen en andere intelligente zoekhulpen en wat dies meer zij: alle parafernalia van de moderne methoden en technieken van de information retrieval. Maar de gebruiker staat er met het systeem alleen voor; bovendien kan het systeem niet goed overweg met niet-exacte zoektermen. Ten leste krijgt de vrager een antwoord, waarvan hij/zij maar moet aannemen dat het echt de best mogelijke relatie heeft met wat hij/zij in zijn/haar hoofd had. Het systeem is voor de gebruiker een zwarte doos. Daar komt nog bij dat, alle hulpfuncties ten spijt, een gebruiker soms beter, soms slechter met een systeem om kan gaan. Al valt dat deels op te lossen door het gebruikersinterface zelflerend te maken en het reke ning te laten houden met het bekwaamheids- en kennisniveau van de gebruiker. De kern blijft: gebruiker en systeem staan er samen alleen voor. Het systeem moet alle functies van de inlichtingenmedewerker(s) overnemen en op termijn liefst beter uitvoeren, want het zou naar zijn aard kwalitatief steeds beter moeten worden omdat het quasi zelflerend en kennis accumulerend is. Als we dat niet bereiken, hoeft het eigenlijk niet gebouwd te worden. Ik noem dat: het systeem moet gebruikersonafhankelijk zijn, dus goede, passende resultaten leveren onge acht de kwaliteiten en wensen van de gebruiker. Paradoxaal genoeg betekent gebruikersonafhankelijk dus: optimaal zich aanpassend bij de individuele gebrui ker. We kunnen nog een stapje verder gaan: het moet zelfs geheel persoons- onafhankelijk zijn: want behalve de gebruiker komt er als het goed is niemand meer aan de afhandeling van de vragen te pas (behalve degenen die de helpdesk bemannen; maar die willen we toch liefst zoveel mogelijk buiten spel houden, anders heb je voor je het weet een systeem dat voornamelijk vragen aan de help desk genereert - en dan hadden we die mensen misschien maar beter meteen aan de begeleiding van het vraaglustige publiek kunnen zetten Zoals gezegd: het moeilijkst is de representatie van de inhoud in strikte zin van de achter de archiefvormers liggende archieven. De projectgroep heeft daarvoor welbewust een aantal mogelijke elementen gekozen, misschien wel teveel, maar dat juist om te kunnen spelen met de verschillende mogelijkheden. Al doende schoven daarbij sommige elementen naar de achtergrond omdat ze minder doeltreffend leken (daarvan zijn de onderzoekssoort en de systematische rubriek voorbeelden). Andere werden controversieel (trefwoorden). Eén element schoof van algemeen instrument op naar voorname zoekmogelijkheid: de korte institu tionele geschiedenis. Aanvankelijk was dit niet anders dan een kladblok (zo heet het veld nog steeds), waarin de beschikbare informatie bondig werd samengevat alvorens er trefwoorden, rubrieken en competenties uit te destilleren. Maar al spoedig bleken de beknopte teksten een goede gelegenheid te geven om full text zoeken mogelijk te maken. Een goede illustratie van hoe een systeem zich al doende ontwikkelt: waren we meteen op dit idee gekomen, dan hadden we zeker van begin af aan de inhoud van de teksten aan meer formele regels gebonden. Nu is dat een les voor een volgende fase. Kader 2 Representerende elementen in de database van het Archiefvormersoverzicht. DE CONTEXT EN DE GEBRUIKER 224 MAARTEN VAN DRIEL TRADITIE EN DIGITALITEIT Archiefvormer Representerende gegevenselementen (met opmerkingen over hun belang als representatie- en zoekterm). Voorkeursnaam Aan de archiefvormer door de archiefdienst waar het archief van de archiefvormer naar zijn aard zou horen te berusten toe te kennen 'officiële' naam; daarmee stan- daardnaam. Deze archiefdienst is houder van de authority file voor deze archiefvormer. Weliswaar het meest 'natuurlijke' representatie-element, maar als zoekmiddel minder van betekenis. Alleen wanneer een onderzoeker al een archiefvormer heeft geselecteerd in een eerdere fase van het onderzoek is de naam (of een variantjde zoekterm bij uitstek. Is dat niet het geval, dan is de naam alleen van belang als zoekterm wanneer zij min of meer sprekend is, iets zegt over de inhoud van het archief en dus te beschouwen is als een uiterst beknopte samenvatting daarvan. Alternatieve namen Niet elke naamswijziging levert een nieuwe archiefvormer op; bovendien zijn veel archiefvormers bekend onder naamsvarianten, verkorte namen, acroniemen, of anderszins. (Voorbeeld: graven en hertogen van Gelre zijn met het oog op het stan- daardgebruik van de term 'Hertogelijk Archief' ook via die naam te benaderen, al is dat natuurlijk beslist geen archiefvormersnaam). De koppeling loopt van alternatieve naam naar voorkeursnaam. Geografie: vestigingsplaats, ressort, invloedssfeer Zie bespreking in de tekst. Een zeer belangrijke zoekterm: onderzoek wordt immers gewoonlijk ingeperkt door een geografische aanduiding. Samen met looptijd (het chronologisch element) wel het meest objectief uit te drukken representatie- en zoekelement en daardoor semantisch het gemakkelijkste punt om een een-op-een-relatie tussen gegevensinvoer en bevraging te verkrijgen. 225

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2000 | | pagina 113