De historische achtergrond van de tegenstelling tussen archivarissen en records managers Archivarissen zijn intussen zo gewend geraakt aan de tegenstelling met hun col lega's in de documentaire informatievoorziening, dat zij geneigd zijn die tegen stelling als heel natuurlijk te zien. Dat is een misvatting. Als we de lange geschiedenis van het archiefbeheer in ogenschouw nemen, dan blijkt de periode waarin archivarissen en registratoren gescheiden optreden slechts een relatief korte overgangsperiode te zijn. Pas sinds de Franse Revolutie is er een eind gekomen aan de tot dan toe normale situatie dat de functionaris die met het beheer van het meest recente archief was belast, ook de verantwoordelijkheid had voor het beheer van het oude archief. De Franse Revolutie hakte de professie doormidden. Ze beroofde de archieven van het ancien régime van hun primaire functies en maakte er historisch archief van. Historici die verstand hadden van oorkondenleer en andere hulpweten schappen van de geschiedenis ontfermden zich over dit oude archief om ze beschikbaar te maken voor historisch onderzoek. Deze archivarissen, zoals zij zichzelf gingen noemen, hielden zich niet bezig met archieven als zodanig, maar met individuele historische documenten en zij beschreven deze documenten ongeacht hun herkomstin chronologische volgorde. In Europa bleef deze bijna absolute scheiding tussen archivarissen en records managers minder dan een eeuw stand. Honderd jaar geleden codificeerden Muller, Feith en Fruin het respect des fonds en het herkomstbeginsel en daarmee gaven ze de belangstelling en de zorg van archivarissen en registratoren weer een gemeenschappelijk object. Niet lang daarna werd de breuk geheeld die de Franse en Bataafse omwentelingen tussen het ancien régime en de nieuwste tijd hadden veroorzaakt. De overbrenging van archieven werd gebonden aan vaste termijnen, die niet gekoppeld waren aan een belangrijke historische gebeurtenis, maar aan de ouderdom van de archieven zelf. Lopend en historisch archief werden opeen volgende fasen in hetzelfde proces. In de jaren dertig werden archivarissen zich ervan bewust dat de moderne overheidsbureaucratie een enorm reservoir aan archieven aan het creëren was, die onvermijdelijk eens naar hun archiefbewaarplaatsen zouden moeten worden overgebracht. Dit besef was de belangrijkste stimulans voor wat Bruno Delmas een paar jaar geleden heeft gekarakteriseerd als "the reincorporation of the records with the archival process and the reintroduction of the archivists into the centre of the bureaucratic system of information."2 De exponentiële groei van de archieven dwong archivarissen met name om eerder te beginnen met de selectie. Dat droeg veel bij aan de formulering en de populariteit van het levens- loop-concept, waarin dynamisch, semi-statisch en statisch archief worden beschouwd als opeenvolgende fasen in de levensloop van archief, en bracht de archivaris inderdaad in de rol van de medische specialist, die pas keek wat er nog te redden viel als de patiënten de operatiekamer al werden binnengereden. Het was intussen in toenemende mate "modern" archief dat werd geordend en beschreven, archief waar geen woord Latijn of Middelnederlands, geen letter oud schrift en geen heiligendag in voorkwam. Wie dat wilde inventariseren had meer plezier van een degelijke kennis van classificatie-schema's, selectiemetho- den en -criteria en de inrichting van het openbaar bestuur dan van oorkonden- leer. De archivaris-historicus begon op een bedreigde diersoort te lijken. En een nieuw type diende zich aan: de archivaris die meer affiniteit had met de over heidsadministratie en wel eens een kijkje wilde nemen op een afdeling post- en archiefzaken. Toch duurde het even voordat archivarissen begrepen wat er in afdelingen post- en archiefzaken en afdelingen algemene secretarie gaande was. Tot de jaren tachtig hadden de meesten geen flauw idee van hoe die registratoren (of DIV- medewerkers zoals ze zich later gingen noemen) de werkdag doorkwamen, laat staan hoe zij zich bij alle ingrijpende veranderingen in de administratieve organi satie en de informatietechnologie staande wisten te houden. Die veranderingen waren intussen heel ingrijpend. In 1989 werd records management door de American Records Managers Association (ARMA) niet langer gedefinieerd in termen van dossiers vormen en klasseren, maar als "the systematic control of all records from their creation, or receipt, through their processing, ditribution, organisation, storage and retrieval to their ultimate disposition." En toen moesten de grootste technologische, organisatorische en maatschappelijke veranderingen nog komen. Van records managers werd in de jaren negentig verlangd dat zij hun diensten op een andere manier gingen aan bieden en dat ze bovendien nieuwe diensten gingen aanbieden, want binnen hun organisaties waren taken afgestoten, gedecentraliseerd of uitbesteed. Op het moment dat slecht archiefbeheer als een boemerang de eigen organisatie trof, kreeg accountability voor hen een even hoge prioriteit als efficiency eerder al had gekregen. En het duurde niet lang of ze waren bovendien geheel in de ban van digitaal archief. Integratie en digitaal archief Over digitaal archief gingen ook de archivarissen zich zorgen maken. Digitaal archief maakte definitief een einde aan het beeld van de archiefdienst als toe vluchtsoord voor wat statisch is geworden, voor wat geen actuele functie meer heeft. Het vluchtige karakter van digitale informatie werd een heet hangijzer. Het probleem van de digitale duurzaamheid maakte een eind aan de afwachtende houding van de archivaris. Het had geen enkele zin om te wachten totdat digitaal archief in zijn laatste rustplaats zou arriveren. Digitaal archief rustte niet, in de archiefbewaarplaats niet, maar eerder ook niet. Een digitaal document was niet stabiel en de verbinding tussen de inhoudelijke gegevens en de context-gegevens weinig duurzaam en dat was voor archivarissen, met de korte levensduur van computer-hardware en -software, een voldoende reden om al heel vroeg in de levensloop van archief hun gezicht te laten zien. Het was duidelijk dat zij een re- actieve houding voor een pro-actieve moesten inruilen en hun aandacht moesten verleggen naar het dynamische archief en naar de dynamiek achter het archief, naar de processen die archief genereren. En tegelijkertijd wekte de aandacht voor digitaal archief bij het DIV-kader ook meer belangstelling voor de nieuwe concep ten van de archiefwetenschap. De snelle digitalisering maakte een verdere integratie van archieffuncties in de documentaire informatievoorziening noodzakelijk. Het ontwerpen en door voeren van een integrale strategie voor het bewaren van het korte en het lange termijn geheugen binnen dezelfde administratieve omgeving met de bedrijfspro- DE PROFESSIE 2 Bruno Delmas, "What is the Status of Archival Science in France Today?" in The Concept of Record. Report from the Second Stockholm Conference on Archival Science and the Concept of Record 30-31 May 1996 (Stockholm, 1998), p. 29. 186 THEO THOMASSEN ARCHIVARISSEN EN RECORDS MANAGERS 187

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 1999 | | pagina 95