De pre-paradigmatische fase van een wetenschap is de fase waarin een gemeen schap van wetenschapsbeoefenaren tot stand komt. De leden van deze gemeen schap passen theoretische concepten van bestaande wetenschappelijke disciplines toe op een nieuw kennisgebied. Zij zijn nog niet in staat om deze con cepten te integreren in een algemeen aanvaarde theorie. Dan brengt een weten schappelijke ontdekking een wetenschappelijke revolutie teweeg. Een deel van de verspreide concepten worden in een nieuwe theorie getransformeerd en in de meeste gevallen in een handboek gepresenteerd. Als deze theorie algemene erken ning krijgt, gaan we de fase in die Kuhn de fase van de normale wetenschap noemt. Normale wetenschap is gebaseerd op een overeenstemming tussen de leden van de gemeenschap van wetenschapsbeoefenaren om een bepaald para digma als uitgangspunt te nemen van hun onderzoek en om dat paradigma te verdedigen tegen een ieder die het durft aan te vallen Als normale wetenschap geen bevredigende antwoorden meer kan geven op nieuwe vragen dan staat een nieuwe wetenschappelijke revolutie naar alle waarschijnlijkheid voor de deur. Als we de klassieke archiefwetenschap vanuit het paradigmaconcept bekijken, erkennen we haar relatieve geldigheid. Het paradigma van de klassieke archiefwe tenschap is niet een eeuwig paradigma; het is het paradigma dat de problemen en oplossingen modelleert van de archiefwetenschap in haar klassieke ontwikkelings fase en meer niet. De ontwikkeling van de archiefwetenschap. De pre-paradigmatische fase Met behulp van het paradigmamodel kunnen we niet alleen de klassieke archief wetenschap beschrijven, maar ook de ontwikkeling waarvan die klassieke archiefwetenschap deel uitmaakt. Het klassieke paradigma van de archiefweten schap, dat gedurende bijna de hele twintigste eeuw normale wetenschap was, is -althans in Nederland- voorafgegaan door een pre-paradigmatische fase en wordt gevolgd door de fase van het non-custodiale of postmoderne paradigma. De paradigma-verschuivingen tussen de pre-paradigmatische fase en de klassieke fase en tussen de klassieke en de postmoderne fase in de archiefwetenschap kunnen als wetenschappelijke revoluties worden aangemerkt. De publicatie van de Handleiding (die als de codificatie van het klassieke paradigma kan worden aangemerkt), markeerde het einde van een wetenschap pelijke revolutie. Deze revolutie integreerde -althans in Nederland- verschillen de negentiende-eeuwse concepten en technieken op het gebied van het ordenen en beschrijven van archieven, die ontleend waren aan de oorkondenleer en de administratieve praktijk.4 Al die negentiende-eeuwse concepten en technieken bij elkaar kunnen nog niet als een echt paradigma worden aangemerkt. Elk aspect ervan was dubbelzin nig; nu eens werd gekozen voor de diplomatische benadering (de benadering van de primair in oorkonden geïnteresseerde historicus); dan weer voor de adminis tratieve benadering (de benadering van de ook in het oud-archief geïnteresseerde secretaris). Consensus over de toepassing kon niet worden bereikt. Ik zou deze periode dan ook als de pre-paradigmatische fase van de archiefwetenschap willen aanmerken. Wat waren de fundamentele componenten van de archivistische discipline in zijn pre-paradigmatische fase? Laten we opnieuw gaan kijken naar zijn object, zijn doelstellingen en zijn methodologie. Vanuit diplomatisch gezichtspunt bekeken was zijn object de losse oorkonde. Vanuit administratief gezichtspunt bekeken was zijn object het archief. Maar dat archief werd, althans in Nederland, gedefinieerd als het integrale oud-archief van de gemeenschap, dat wil zeggen: de stad, de provincie, de staat enzovoorts, en niet als de statische archieven van de verschillende organen die die gemeenschap bestuurden. De basiseenheid was, vanuit diplomatisch oogpunt bekeken, het losse charter of de afzonderlijke registratie en bekeken vanuit een administratief gezichtspunt het afzonderlijke archiefbestand deel. Wat was het doel van de archivistische discipline in zijn pre-paradigmatische fase? Vanuit de diplomatische traditie bezien was dat de kritische publicatie van de documenten ten behoeve van het historisch onderzoek. Vanuit de administra tieve traditie bezien was het de identificatie en de efficiënte raadpleging van de documenten. Ook de archivistische methoden en technieken gaven een mengeling van twee verschillende benaderingen te zien. In de diplomatische benadering moesten alle oorkonden die ooit waren uitgevaardigd worden opgespoord, uit puttend beschreven en -zo mogelijk- kritisch en in chronologische volgorde worden uitgegeven. In de administratieve benadering moesten alle series en bestanddelen van een archief-opgevat als het integrale oud-archief van de gemeenschap- worden beschreven volgens het beginsel van het respect des fonds en het Provenienz-prinzip (herkomstbeginsel), al verstond men daaronder niet precies hetzelfde als de archivarissen van na de Handleiding. De wetenschappelijke revolutie van de Handleiding Als we nu de pre-paradigmatische archivistische concepten van de Nederlandse archivarissen van voor de Handleiding vergelijken met de concepten van het klassieke paradigma van de archiefwetenschap, dan wordt duidelijk hoe revolu tionair de paradigmaverschuiving is geweest: alle basiselementen van een weten schap -object, doelstelling en methode- hebben een andere inhoud gekregen. Het archief met zijn bestanddelen werd het enige object van de archiefweten schap en dat was een heel belangrijke verschuiving, temeer omdat deze gepaard ging met een verschuiving in de betekenis van het begrip archief zelf. Archief werd niet langer opgevat als het integrale oud-archief van een gemeenschap, maar als de verschillende archieven die door elk afzonderlijk bestuursorgaan van een gemeenschap waren gevormd, een heroriëntatie die -zoals hieronder zal blijken- ingrijpende consequenties zou hebben. Het archiefbestanddeel verving de afzonderlijke oorkonde als het basisbe standdeel van het archief. Deze verschuiving was minstens zo fundamenteel, omdat ze nauw was verbonden met de introductie van het bestemmingsbeginsel, dat uitsluitend bedoeld was voor toepassing op het niveau van het archiefbe standdeel en van grote series archiefbestanddelen van dezelfde redactionele of materiele vorm. ARCHIEFWETENSCHAP 4 Zie Thomassen, "Van evenement naar structuur". Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre de Nederlandse ontwikkeling generaliseerbaar is. 72 THEO THOMASSEN PARADIGMATISCHE VERANDERINGEN 73

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 1999 | | pagina 38