Werkprocessen, informatieprocessen en toegankelijkheid Informatie die aan werkprocessen is gebonden heeft noodzakelijkerwijs zelf ook een procesmatig karakter. Documenten veranderen gedurende de afhandeling van een zaak van functie en daarmee dikwijls ook van vorm. Ontwikkelingsstadia gaan in elkaar over: een concept-brief kan door ondertekening een brief worden die voor verzending is bestemd. Verschillende redacties kunnen in elkaar overgaan: een verzoekschrift kan door de plaatsing van een aantekening van degene die het besluit moet nemen worden omgezet in een beschikking. Dossiers ondersteunen achtereen volgende fasen van hetzelfde werkproces (voorbereiding, uitvoering en evaluatie bijvoorbeeld) en kunnen ook in andere werkprocessen worden gebruikt. Werkende weg worden dossiers aangevuld, opgeschoond en herordend. Terwijl hun functies veranderen, veranderen ook hun relaties met andere documenten en dossiers. Series archiefbestanddelen kunnen ook van functie en daarmee van struc tuur veranderen. Doop-, trouw - en begraafregisters, die kerkelijke functies dienden en in kerkarchieven waren opgenomen, kregen als retroacta van de bur gerlijke stand een functie in de bevolkingsboekhouding en werden in de over heidsarchieven geïncorporeerd. Archieven zijn meestal minder dynamisch dan de werkprocessen waardoor ze zijn gegenereerd. Naarmate de tijd verstrijkt is hun fysieke structuur van die werkprocessen steeds minder een adequate afspiegeling. Bestanddelen van het archief die hun oorspronkelijke structuur behouden (en dat zijn doorgaans de oudere en minder actuele bestanddelen) zijn na verloop van tijd vanuit de struc tuur van de actuele werkprocesssen niet meer bevraagbaar. Als het verschil in structuur tussen het oudere en het meer recente archief ernstige problemen ople vert bij de bevraging, zullen er maatregelen moeten worden genomen. Soms wordt dan de fysieke structuur van het oudere archief geheel in overeenstem ming gebracht met de fysieke structuur die aan de meer recente informatie is gegeven, wat bij de bevraging van de oudere bestanden weer problemen kan ople veren. Een andere mogelijkheid is het bewerken van een toegang op het oudere archief waarin de informatie in een andere logische samenhang wordt gepresen teerd, maar waarbij de fysieke structuur van het oudere archief intact wordt gelaten. De werkprocessen kunnen uiteindelijk zozeer van karakter veranderen, dat de geformaliseerde logische structuur van het archief daar niet goed meer op aan sluit. Het gekozen registratuurstelsel voldoet niet meer en het archief verliest aan functionaliteit. Als de problemen die dit in de informatievoorziening teweeg brengt groot genoeg worden, ontstaan er parallelle informatiesystemen die een meer spontane, maar ook een meer adequate, logische structuur hebben (meestal voor zover de fysieke structuur van de bureaula dat toelaat). Uiteindelijk wordt meestal het registratuurstelsel zelf herzien. Uiteindelijk komt er een eind aan de werkprocessen die het archief hebben gegenereerd en waarin de archiefdocumenten zijn gebruikt. Vanaf dat moment stijgt de kans snel dat het archief in wanorde raakt, van structuur verandert en als afbeelding van de oorspronkelijke werkprocessen zijn waarde verliest. Herordening vanuit een buiten het archief gelegen gezichtspunt kan het archief dan tot een collectie historische documenten degraderen. Doel en methode van de archiefwetenschap De archiefwetenschap onderscheidt zich van andere wetenschappen door haar doel, haar object en haar methode. Haar object is procesgebonden informatie, dat wil zeggen: zowel de informatie zelf als de processen die die informatie hebben gegenereerd en gestructureerd. Haar doel is de realisatie en handhaving van archivistische kwaliteit, dat wil zeggen: van de optimale zichtbaarheid en duurzaamheid van de band tussen de informatie en de werkprocessen. Haar methode is het vastleggen, handhaven en analyseren van de samenhang tussen de functie van de informatie enerzijds en haar vorm, structuur en context ander zijds. De archivistische methode levert de wetenschappelijke basis voor een functio nele inrichting en adequaat onderhoud van informatiesystemen waarvan archie ven onderdeel uitmaken, voor een waardering van archieven die leidt tot een verantwoorde acquisitie en selectie, voor een zorgvuldig en efficiënt beheer van archieven, voor hun optimale toegankelijkheid (dat wil zeggen: voor hun fysieke beschikbaarheid en hun raadpleegbaarheid) en voor hun succesvolle bevraging. Ze richt zich namelijk op alle kwaliteitsaspecten van procesgebonden informatie zoals beschikbaarheid, leesbaarheid, volledigheid, relevantie, representativiteit, actu aliteit, authenticiteit en betrouwbaarheid en dus ook op de voorwaarden die die kwaliteit bepalen en die gelegen zijn in het archiveringssysteem. De archivistische methodologie De archivistische methodologie levert het instrumentarium om de kwaliteit van procesgebonden informatie te realiseren, te analyseren en te handhaven. Ze wordt gebruikt om de binding tot stand te brengen, te beoordelen en in stand te houden van procesgebonden informatie enerzijds en de werkprocessen die die informatie hebben gegenereerd anderzijds. Ze is gericht op de analyse van de relatie tussen de functie van archief en archiefdocumenten met hun vorm, hun structuur en hun context. De kwaliteit van procesgebonden informatie valt of staat met de kwaliteit en de duurzaamheid van de band die proces en informatie bindt. In een goed archief hebben de gegevens een toepasselijke vorm, hebben de documenten een adequate structuur en is de context transparant gemaakt. Vorm, structuur en context worden soms bewust veranderd om de gegevens een andere betekenis te geven, maar hebben, zoals hierboven al werd aangestipt, ook de neiging zonder bewust ingrijpen los te raken van de gegevens die ze struc tureren en daarmee betekenis geven. Betrouwbare informatie wordt onbetrouw bare informatie, hoogwaardige informatie degenereert tot minder hoogwaardige informatie; archieven degenereren tot documentaire verzamelingen, bewijsstuk ken tot documentatie, documenten tot losse gegevens. Als men echter wil voorkomen dat informatievervalsing of informatieverlies optreedt, dan moet men de relatie tussen de gegevens en de vorm, de structuur en de context ervan handhaven of de veranderingen die erin worden aangebracht zorgvuldig documenteren. Op het niveau van het individuele document betekent dit respect voor de vorm van de afzonderlijke documenten. Hiermee houdt zich van oudsher de diplomatiek of oorkondenleer bezig. Op het niveau van het archief betekent dit respect voor de externe structuur van het archief (het structuurbeginsel) en ARCHIEFWETENSCHAP 18 THEO THOMASSEN EEN KORTE INTRODUCTIE IN DE ARCHIVISTIEK 19

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 1999 | | pagina 11