De standaard wordt vooral toegepast in de bibliotheekwereld, maar doet inmiddels ook zijn intrede in de archiefwereld.11 In meerdere landen, ook in Nederland, wordt gewerkt aan zgn. 'government locator systems'. Omdat hier de toegankelijkheid en beschikbaarheid van overheidsinformatie centraal staan, liggen deze activiteiten dicht tegen het voorgaande aan. In Nederland wordt daarbij ook gekeken naar het bruikbaar heid van de informatie zoals beschreven in de institutionele onderzoeken die in het kader van het PIVOT-projectzijn en worden uitgevoerd. het project Strategie Partnership with Industry - Research Training (SPIRT) in Australië dat in 1998 is gestart. Doel is de ontwikkeling van een raamwerk voor standaardisatie van metadata voor archivering ('record keeping') en de vaststelling van een globale set metadata, die de beschikbaarheid van betrouwbare, authentieke en toegankelijke archiefbescheiden in netwerkom gevingen ondersteunt. Dit laatste project lijkt het meest veelbelovend en volledig, ook al omdat hieraan een internationaal panel van deskundigen deelneemt. Kern in dit project is dat de archiefbescheiden, de archiefvormer en de (overheids)functie als afzonderlijke entiteiten worden beschouwd en beschreven. Het onderscheid tussen deze verschillende entiteiten is voor het eerst helder onder woorden gebracht in de jaren zestig door Peter Scott, een Australische archivaris. Zijn werk kan in dit opzicht als baanbrekend worden beschouwd en vormt nog steeds de basis voor het archiefdenken in Australië. Het helpt niet alleen in het omgaan met digitale archiefbescheiden, het moet zelfs als voorwaarde worden beschouwd. Het stelt archivarissen in staat los van verdeling van verantwoordelijkheden, te kijken naar archiefvormers en de rol van archieven. Al deze activiteiten pogen ook de uitwisselbaarheid van metadata en dus van zoeken te bevorderen dan wel te bewerkstelligen. Niet genoemd in bovenstaande rijtje zijn twee andere initiatieven die binnen de archiefwereld veel worden genoemd en soms worden gebruikt, en die ook een rol spelen, nl. de International standard archival description (ISAD(G)) samen met de International Standard archival authority record for corporate bodies, persons and families (ISAAR(CPF)) en Encoded Archival Description (EAD).12 De reden is dat deze standaards nog erg gebaseerd zijn op de traditionele wijze van beschrij ven. De komst van de ISAD(G) standaard voor beschrijven in 1996 betekende een eerste stap in de richting van gestandaardiseerde wijze van beschrijving. Hoewel deze enigszins tegemoet lijkt te komen aan de splitsing tussen een beschrijving van fysieke archiefbescheiden (ISAD(G)) en logische archiefvormers (ISAAR(CPF)), is het niet meer dan een tussenvorm die nog steeds het traditio nele fysieke archief als uitgangspunt heeft.13 Bovendien is deze benadering sta tisch en retrospectief: er is een hoeveelheid archief die beschreven moet worden. De standaard is inmiddels aan herziening onderhevig, waarbij naar verwachting ook meer rekening zal worden gehouden met digitale archiefbescheiden. Ook de benadering van encoded archival description (EAD) is traditioneel en in de eerste plaats gericht op de productie van een inventaris, zij het dan in digitale vorm. Deze standaard is gebaseerd op SGML (standardised general mark-up languageen geeft een beschrijving van de structuur van een inventaris, in feite tweede niveau van metadata. De beschrijvingen worden dan in die vorm gemaakt of gegoten (als het een bestaande inventaris betreft) en de inventaris geprodu ceerd. Ondanks deze nieuwe inzichten blijkt in de praktijk dat toepassing ervan in Nederland (maar ook elders) erg traag gaat. Nog steeds is er geen samenhangend concept, waarmee archiefvormers, functies en archieven kunnen worden beschreven. Oude tradities blijken taai. In een archiefsysteem als Archeion (sinds kort ABS/Archeion) worden archiefvormers vaak niet opgenomen, hoewel daar slechts een beknopte beschrijving gevraagd wordt. De fysieke documenten vormen nog steeds het uitgangspunt. Beheer: onderscheid tussen fysiek/technisch en intellectueel Nu archiefbescheiden zo vluchtig zijn geworden, is de vraag wat archiefdiensten eigenlijk nog (zullen) beheren? Zijn dat diskettes of CD-ROMs, computerfiles, metadata of toch archiefbescheiden? Of zijn computerbestanden hetzelfde als archiefbescheiden? In het bovenstaande is reeds aangegeven dat er bij digitale archiefbescheiden een onderscheid gemaakt moet worden tussen het fysieke en het logische of intellectuele niveau. Dat geldt ook voor het beheer. Archiefbescheiden als zodanig bestaan alleen nog virtueel. Kennis daarover vraagt intellectueel beheer, waarbij metadata een essentiële rol spelen. Fysiek zijn er de (computer-)bestanden die op diskettes of een andere drager zijn opgeslagen. Hoewel niet geheel juist zou men dit kunnen zien als de archief bescheiden in gecodeerde vorm. Het probleem is dat IT zich razendsnel ontwikkelt en aan voortdurende veran dering onderhevig is. De wet van Moore stelt dat elke IV2 jaar een nieuwe gene ratie zich aandient, waarbij zich de capaciteit heeft verdubbeld. Tot nu toe heeft zich dit in de praktijk ook bewezen. Standaards kunnen dit niet bijhouden en kunnen dus nauwelijks voorzien in de vraag naar enige stabiliteit of verankering. Als er al standaards zijn zoals ASCII dan is dit op een laag niveau of er is sprake van fabriekseigen standaards, zoals PDF, Windows e.d. Ook ISO standaards blijken geen oplossing te bieden. Als deze na lange, jaren durende procedures worden vastgesteld, dan blijken er nauwelijks produkten op de markt te worden- aangeboden die er aan voldoen. Het zijn juist die snelle ontwikkelingen die het moeilijk maken digitale archiefbescheiden langdurig en in een bruikbare vorm te bewaren. Applicatiesoftware en opslagformaten verouderen en vereisen dat bestanden naar nieuwe versies worden geconverteerd. Daarbij kan de oorspronkelijke vorm en structuur van documenten worden aangetast of gewijzigd en dat is weer in strijd met de eisen van authenticiteit die wij aan archiefbescheiden stellen. Er zijn op dit moment echter geen oplossingen voor handen voor dit probleem. Wel zijn er ideeën en theorieën, maar die moeten eerst in de praktijk worden uitgetest en uitgewerkt. Eén zo'n strategie is emulatie. Daarmee wordt in grote lijnen DE PROFESSIE 11 Voor Dublin Core zie purl.org/DC/index.htm. 12 Informatie over ISAD( G) en ISAAR (CPF) is te vinden op datal.archives.ca/ica/cg-bin/. Voor EAD zie: lcweb.loc.gov/ead (Library of Congress). 13 Zie McKemmish, Are records ever actual, pp. 193-195. 220 HANS HOFMAN DE DIGITALE ARCHIVARIS 221

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 1999 | | pagina 112