r KVAN Nieuws Omdat een branchevereniging nadrukkelijk geen werkgevers vereniging is, moet de tegenstelling tussen werkgever en werknemer niet groter worden gemaakt dan zij in werkelijkheid is. Reikwijdte Conclusie Foto: Suzanne de Gunst. professional de ruimte houdt om vanuit de eigen archivistische expertise keuzes te maken en zo nodig te acteren tegen het belang van zijn werkgever. Een dergelijke situatie doet zich in feite al voor bij de sectie Toezicht van BRAIN, waarvan de leden vooral deel uitmaken in hun hoedanigheid van professional, en niet zozeer als vertegenwoordiger van hun instelling of werkgever. In de praktijk blijkt dit werkbaar te zijn. Als mogelijke oplossing voor zulke belangentegenstellingen werd gesuggereerd dat zowel beroepsbeoefenaren als instellingen expliciet de ethische code van de ICA onderschrijven. In verband daarmee zou eens goed moeten worden nagegaan tot welke problemen de inhoud van de code concreet zou kunnen leiden. In deze gevallen zou een overkoepelend orgaan, wellicht een 'ombudscommissie', als arbiter kunnen fungeren. Terecht werd benadrukt dat er duidelijk onderscheid gemaakt dient te worden tussen inhoudelijk-vakmatige belangentegenstel lingen enerzijds, en meer praktische of zelfs arbeidsrechtelijke zaken anderzijds. Omdat een branchevereniging nadrukkelijk geen werkgeversvereniging is, moet de tegenstelling tussen werkgever en werknemer niet groter worden gemaakt dan zij in werkelijk heid is. Een belangrijk element in beide tafelgesprekken was de vraag: wie vertegenwoordigen we eigenlijk? Naast de traditionele archiefbeherende instellingen zijn archivarissen in toenemende mate werkzaam als zzp'er of bij bedrijven zoals Doxis en VHIC. Moeten ook zij bij de toekomstplannen betrokken worden, willen we branche en professie daadwerkelijk versterken? Wordt het accent gelegd op overgebrachte archieven en archiefbeherende instellingen, of kiezen we voor een bredere focus, waarbij nadrukkelijk ook de archiefvormer betrokken wordt? Ook in het eerste geval zal de aandacht voor de voorkant van het archief proces toenemen, omdat de instellingen zelf al aan het verbreden zijn. Niet alleen in de richting van de DIV-sector maar in sommige gevallen ook in de richting van musea en bibliotheken, zoals CODA in Apeldoorn. Daarnaast is er nog de tendens dat archiefinstel lingen een gedaantewisseling ondergaan, denk aan archiefdien sten die hun zelfstandigheid verliezen ten opzichte van de gemeentelijke organisatie. Bij een brede aanpak ligt wel het gevaar van een minder scherp profiel op de loer. Samenvattend kan worden vastgesteld dat de deelnemers aan de tafelgesprekken ervan overtuigd waren dat een intensieve samenwerking tussen BRAIN en KVAN nuttig en noodzakelijk is. De meerwaarde is duidelijk. Een van de aandachtspunten is dat in die toekomstige samenwerkingsvorm iedere beroeps-beoefenaar de ruimte moet hebben om op grond van de eigen archivistische expertise of de beroepscode bepaalde keuzes te maken; ook indien die op gespannen voet staan met het belang van de werkgever. In het vervolgtraject moet daarnaast de vraag centraal staan naar de reikwijdte van ons vak: Welke doelgroepen willen we precies vertegenwoordigen? Waar liggen de grenzen van onze branche? Aan welke kernwaarden willen we vasthouden? Aan de hand van dergelijke vragen willen BRAIN en KVAN op korte termijn een duidelijke visie formuleren op de eigen positie, om zo de meest wenselijke vorm van samenwerking te kunnen kiezen. Daarbij willen we nadrukkelijk de eigen achterbannen zo veel mogelijk betrekken. Leden van BRAIN en KVAN die betrokken willen zijn, worden van harte uitgenodigd contact op te nemen met Chantal Keijsper of Hannie Kool-Blokland. kvan nummer 7 201 5 37

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 37