Chaotische omstandigheden Verspreid Keuzes Het Rijksarchief wist sowieso niet hoe precies om te gaan met zulk recent materiaal. De focus was gericht op het beheer van oud archief. De oprichting door de overheid van een speciaal instituut over dit specifiek onderwerp paste in de leeszaalbeweging: het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, vanaf 1999 NIOD). De instelling werd ingericht als een openbare leeszaal met onderwerpsgericht oorlogsdocumentatie. Van Bockxmeer gaat in het hoofdstuk over de invloed van de leeszaalbeweging iets te diep in op deze geschiedenis en dwaalt een beetje af van het onderwerp betreffende het ontstaan van de collectie van het RIOD. In de periode 1945 en 1950 verzamelde het RIOD onder vaak zeer chaotische omstandigheden documenten. Concurrenten die ook op zoek waren naar bronnen waren bijvoorbeeld het Informatie bureau van het Nederlandse Rode Kruis, op zoek naar bronnen over slachtoffers, en de Bijzondere Rechtspleging, vooral gericht op bewijsmateriaal tegen daders. Stukken werden uit de oorspronkelijke dossiers gelicht en hergebruikt in nieuwe dossiers. Het uitvoeren van die taak ging voor het respecteren van de oude orde. Dit leidde in de eerste jaren na de oorlog niet zelden tot een strijd tussen de verschillende organisaties, maar ook tussen personen. Aan de andere kant was er juist de wil om goed samen te werken om de collaborateurs veroordeeld te krijgen. Van Bockxmeer zoomt in haar dissertatie in op de diverse hoofdrolspelers met kleine biografieën. Wie waren de mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in het bewaren van de oorlog? Het maakt het geheel zeer leesbaar en spannend. Vermoedelijk is het boek daarom ook uitgegeven bij een uitgeverij die zich meestal bezighoudt met literatuur. Auteur dezes was een aantal jaar actief bij de afdeling Oorlogs nazorg van het Rode Kruis, een voorzetting van het Informatie bureau. Ik was dan ook vooral benieuwd naar het hoofdstuk over het documenteren van de Jodenvervolging en concentratie kampen. Oorspronkelijk was men bij het RIOD niet zo geïnteres seerd in de archieven die het lot van de individuele slachtoffers documenteerden. Vlak na de oorlog waren de bronnen verspreid en werden beheerd door verschillende instanties. De Joodsche Raad-cartotheek was een bron die gebruikt werd door in eerste instantie Volksherstel en vervolgens de Amsterdamse afdeling van het Rode Kruis. Stukken van Kamp Westerbork werden beheerd door de gemeente. In Brabant was na het beëindigen van de oorlog het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen opgericht door mevrouw Toet Timmenga. Dit bureau beheerde stukken administratie van kamp Vught. Het Informatiebureau zelf had geen bronnen meer omdat deze bij het bombardement op het Bezuidenhout op 3 maart 1945 verloren waren gegaan. Het Informatiebureau verzamelde alleen informatie over krijgsgevangenen. Pas bij de vierde Geneefse conventie uit 1949 werd de bescherming van burgers vastgelegd. Het ministerie van Sociale Zaken besloot de taak te beleggen bij één organisatie, het Informatiebureau. Dat ging niet gemakkelijk. Er was sprake van een onverenigbaarheid van karakters. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat mevrouw Timmenga haar collectie, de Vught-cartotheek, niet wilde overdragen aan het Informatiebureau. Ze nam de collectie mee naar haar nieuwe werkgever, het RIOD. Het RIOD verzamelde vooral particuliere documenten, zoals dagboeken. Deze werden af en toe kritisch beoordeeld en voorzien van commentaar. 'M. schrijft te slecht dan dat men uit zijn dagboek iets wezenlijks over hem zelf gewaart. Hij lijk een beste brave burgerman. Geen belangrijke of verfijnde persoon lijkheid - Voor de oorlog well to do. Auto.' Niet alle dagboeken kwamen in de collectie, er was sprake van selectie. Het RIOD maakte al een paar jaar na de oorlog keuzes over welke archiefbestanddelen moesten worden bewaard en welke blokken er vernietigd konden worden. Dit werd grotendeels ingegeven door ruimtegebrek. Vlak na de oorlog had het instituut een filiaal in Den Haag maar dat werd in 1949 opgeheven. Het Algemeen Rijksarchief werd betrokken bij de keuzes wat te vernietigen, maar was vooral blij dat er geen ongeordend archief in grote hoeveelheden hun kant opkwam. Volgens Van Bockxmeer heeft de archivaris van het instituut, Jan Steur, veel materiaal gered, want als het aan de onderzoekers had gelegen hadden ze alleen de krenten uit de pap gevist. Ook werd door de selectie de collectie overzichtelijker. De vraag is natuurlijk of de huidige archivaris dezelfde keuzes zou maken wat de selectie betreft? Alle persoonsdossiers van de Krankenkasse zijn toen vernietigd en als oud papier verkocht. Dit leverde 775 gulden op. Wat voor effect heeft de versnip pering en vernietiging van al deze bestanden gehad voor de geschiedschrijving? De versnippering duurt overigens tot nu toe voort want er liggen nog honderden meters die wel bewaard zijn, maar nog niet beschikbaar op een leeszaal. Marieke Bos informatiespecialist bij Doxis. nummer 6 201 5 35

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 35