*5a* a
Conclusie
Noten
V" f
"7 .-Juf.. A
Pagina uit het dagboek van J.A. Verkoelen (coll. NIOD, Europese dagboeken en egodocumenten, inv.nr. 1490, 4 juli t/m 27 augustus 1944;
gepubliceerd op www.geheugenvannederland.nl).
archiefbescheiden. Vervreemding mag ter uitvoering van een in
enige wet neergelegd voorschrift. Is dat niet het geval dan is voor
vervreemding altijd een machtiging van de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) vereist. Voor de archiefbescheiden in
rijksarchiefbewaarplaatsen geldt een afwijkende regeling. Daarvoor
is een machtiging van de zorgdrager die de archiefbescheiden
heeft overgebracht vereist. De minister van OCW is al zorgdrager
voor deze archieven, daarom zal gekozen zijn voor een ander
overheidsorgaan om een machtiging te geven.
In het Archiefbesluit 1995 staat de procedure voor vervreemding
beschreven. De procedure richt zich op met name vervreemding
van archiefbescheiden die na vervreemding niet meer in een
archiefbewaarplaats komen, zoals het geval zou kunnen zijn bij
teruggave van eenmaal in eigendom van de overheid gekomen
documenten. Een van de belangrijkste regels daarbij is dat bij een
besluit tot vervreemding rekening moet worden gehouden met de
belangen zoals genoemd in artikel 2 van het Archiefbesluit.
Daarvan kunnen in dit verband de waarde als cultureel erfgoed en
het belang voor de recht- en bewijszoekende burger en historisch
onderzoek een rol spelen. Ook moet bij de voorbereiding van een
besluit de archivaris, als beheerder van de archiefbewaarplaats,
worden betrokken. Uit de parlementaire behandeling blijkt dat
vervreemding in beginsel alleen zal worden gehonoreerd als de
archiefbescheiden worden vervreemd naar een zorgdrager in de
zin van de wet. De minister sloot vervreemding naar instellingen
als het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) of
het Nederlands Architectuur Instituut (nu Het Nieuwe Instituut) niet
uit, zolang de rechtsbescherming was gewaarborgd.2 Dat zou dan
wel contractueel moeten worden vastgelegd. Waarschijnlijk ging
men er daarbij vanuit dat deze instituten ook fungeren als een
publieke archiefinstelling, waarbij het publiek zonder onderscheids
des persoons onderzoek kan doen in de archieven.
Dit leidt tot de constatering dat vervreemding alleen wordt toe
gestaan als degene aan wie wordt vervreemd ten minste onder
dezelfde voorwaarden als een archiefinstelling de documenten kan
bewaren én ter beschikking stellen. Bij vervreemding aan een
ander overheidsorgaan blijft de Archiefwet van toepassing. Door
vervreemding aan particulieren is de Archiefwet niet meer van
toepassing. De zorgdrager van de archiefbewaarplaats is geen
eigenaar meer en kan dus niet meer over de bescheiden beschikken.
Daarmee worden de archiefbescheiden onttrokken aan de raad
pleging zoals bepaald in artikel 14 Archiefwet. En dat artikel,
waarin aan eenieder de bevoegdheid wordt toegekend openbare
archiefbescheiden te raadplegen en daarvan afschriften, af
beeldingen en bewerkingen te maken, vormt in wezen de kern
van het archiefstelsel. Als deze bevoegdheid niet meer kan worden
uitgeoefend, is de rechtsbescherming niet meer gewaarborgd. Bij
vervreemding aan archiefbeherende particuliere instellingen kan
de raadpleegbaarheid, gelijk aan artikel 14 Archiefwet, worden
gewaarborgd door een overeenkomst.
Bij vervreemding aan personen, anders dan bij vervreemding aan
een archiefbeherende instelling, is dat vrijwel onmogelijk, omdat
natuurlijke personen niet aan de voorwaarden voor een onge
stoorde raadpleging kunnen voldoen. Je hoeft alleen maar te
denken aan min of meer praktische zaken als bewaarcondities,
openingstijden, de mogelijkheid afschriften te maken, de mogelijk
heden bezwaar te maken tegen een weigering de stukken te
mogen inzien en de onzekerheden over de bewaring van de
stukken na overlijden, om te begrijpen dat de rechtsbescherming
zoals bedoeld onder de Archiefwet, niet kan worden bereikt. De
conclusie moet dus luiden dat volgens de geest en de letter van
de Archiefwet vervreemding aan personen niet mogelijk is.
1 Rechtbank 's-Gravenhage 22 februari 2012,
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6610.
2 Tweede Kamer, 1993-1994, 22 866, nr. 7, Memorie van
Antwoord, p. 3.
Noor Schreuder juridisch adviseur bij het Nationaal Archief.
Met dank aan Paul Brood en Erik Kraai.
nummer 6 201 5 23
Va nll,
M— tvi I frt.'m-wS fl
Lpn riïua
~-f J™ Ivii^ .u J
^*.>1
i r-.j 1 -y
yh- ,i«i