Archieven en voort durende bron van zorg Over belangstelling hebben archieven die door de overheid worden gevormd niet te klagen. De ene na de andere onderzoekscommissie laat zich kritisch uit over de kwaliteit ervan en het lijkt erop dat zelfs een minister en staatssecretaris slachtoffer zijn geworden van wat nog het best omschreven kan worden als het niet 'in control' zijn op de eigen informatiehuishouding. Moet de archivaris zich hierdoor aangesproken voelen? Het is niet voor het eerst dat de kwaliteit van de archiefvorming onder vuur ligt. Overbrenging in het records continuum Charles Jeurgens l Het is niet voor het eerst dat de kwaliteit van de archiefvorming onder vuur ligt. Al jaren buitelen de Raad voor Cultuur, de Erfgoedinspectie, de Algemene Rekenkamer en de Raad voor het openbaar bestuur over elkaar heen met hun waarschu wingen over de tekortkomingen van de informatiehuishouding van de overheid.1 Ze worden steeds meer in hun gelijk bevestigd. De tijdelijke Kamercommissie onder voorzitterschap van Ton Elias deed onderzoek naar ICT-projecten bij de overheid en rapporteerde in haar eindverslag: 'Twee jaar onderzoek en vele informatieverzoeken verder kan de commissie niet anders dan concluderen dat de overheid haar documentaire informatievoor ziening niet op orde heeft. De commissie heeft informatie regel matig ontijdig, incompleet en in sommige gevallen zelfs incorrect ontvangen. Departementen hebben hun (digitale) archieven niet op orde, lijken zich in sommige gevallen niks aan te trekken van de wettelijk vereiste bewaartermijnen, en het is op z'n zachtst gezegd opvallend dat in sommige gevoelige kwesties er zelfs helemaal geen documentatie voorhanden is. Op deze manier kan de Kamer niet voldoen aan haar grondwettelijk vastgelegde parlementaire onderzoeksrecht. Dit is kwalijk en miskent de grondwettelijke positie van de Tweede Kamer.'2 De parlementaire enquêtecommissie naar de woningcorporaties liet een soortgelijk geluid horen. Deze commissie vorderde de meeste informatie bij de minister voor Wonen en Rijksdienst en concludeerde dat 'het archief van de minister niet zodanig op orde (was) om tijdig, volledig en accuraat de gevorderde documenten te kunnen verstrekken. Bij de commissie bestaat over de archivering het volgende beeld. In het verleden zijn dossiers niet systematisch bijgehouden en werden archief mappen ad hoc gevuld. Daarmee zijn de nog aanwezige rijksarchieven die de commissie onderzoekt niet volledig. Archieflijsten zijn bovendien onvolledig en corresponderen niet altijd met de aanwezige mappen. Er werden in de loop der jaren veel verschillende archiefsystemen gebruikt. De meeste daarvan zijn niet meer operationeel. De minister wijt de onvol komenheden aan reorganisaties van het departement, het werken met verschillende applicaties, veranderingen in het postregistratiesysteem en de afhankelijkheid van het doen en laten van de verantwoordelijke beleidsmedewerkers bij het archiveren van informatie.'3 Wie mocht denken dat het een probleem is dat tot de archieven van de departementen beperkt is, wordt door de brandbrief van een aantal bestuurders van de decentrale overheden van enkele weken geleden snel uit de droom geholpen. Dezelfde problematiek speelt evengoed bij gemeenten, provincies en waterschappen.4 Niet mis te verstane kritiek op de kwaliteit van de informatie huishouding van de overheid. Ondanks verbeterprogramma's als Informatie op orde blijven overheidsarchieven een bron van zorg. Moet de archivaris zich aangesproken voelen? Of de archivaris zich aangesproken voelt, zal hoogstwaarschijnlijk afhangen van zijn visie op de professie, op archiveren en op het bestel met de daarin vastgelegde verantwoordelijkheden. Dat overheden een probleem hebben met hun informatiehuishouding, zal door weinig mensen worden betwist. Het is een van de belangrijke redenen waarom archiefinstellingen al geruime tijd prediken dat ze naar de voorkant van de archiefketen moeten bewegen, omdat ze anders geconfronteerd worden met enorme problemen bij de overbrenging en niet in staat zijn digitaal gevormde archieven duurzaam te beheren. Als over de 18 2015 nummer 6

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 18