Als je niet weet wat je niet weet, welke informatie vraag je dan aan? Macht en contramacht Beperkingen Persoonlijke levenssfeer Pover Archiefinstellingen, zoals het Nationaal Archief, zijn in die zin ook altijd een instrument van macht en contramacht geweest. Geschreven informatie heeft al vele eeuwen in de meeste samenlevingen een grote betekenis. In de overgang van culturen met een mondeling overgeleverde traditie naar culturen met een geschreven traditie, hebben die met een schriftelijke traditie altijd gewonnen. Als je als volk of als groep niet goed gerepresenteerd bent in een archief is het moeilijk je bestaan te bewijzen, laat staan claims te doen gelden op bijvoorbeeld land, grondstoffen of burgerrechten. Archieven bevatten de documenten en geschiedenis van de overwinnaars. Het is dus moeilijk om over neutraliteit van informatie te praten. Informatie is altijd beladen geweest met macht. Dat brengt ons snel bij de weerstanden die er zijn tegen openbaarheid. Volgens de Weberiaanse bureaucratie hebben wij drie gronden om de openbaarheid van archieven te beperken: veiligheid van staat en bondgenoten, bevoor- of benadeling van belanghebbenden, en bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De eerste twee staan niet zo ter discussie. Vooral de laatste, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is aan verandering onderhevig. Hoe is de werking van de Archiefwet en andere wetten op dat punt? De huidige Archiefwet (Aw) in Nederland dateert van 1995. Hij is tot stand gekomen op de grens van het papieren en digitale tijdperk. De laatste jaren krijgen de Wet bescherming persoons gegevens (Wbp) en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) steeds meer invloed op het terrein van de Aw en worden de opvattingen over vooral persoonlijke levenssfeer scherper. Beperkingen op de openbaarheid komen tot stand op het moment dat archieven overgedragen worden aan een archiefinstelling door de organisatie die het archief gevormd heeft voor haar werk. Dan valt de informatie niet meer onder de Wob maar onder de Aw. Voordat archieven worden overgebracht, geeft de archiefvormer aan welke beperkingen hij erop wil leggen. Had een burger voor overbrenging de gelegenheid een beroep te doen op de Wob, na overbrenging moet een archief de beperkingen die de archiefvormer heeft opgelegd uitvoeren. Informatie vergaren via de Wob is al niet zo gemakkelijk. Want als je niet weet wat je niet weet, welke informatie vraag je dan aan? Maar nadat een beperking op documenten is gelegd en meestal op hele reeksen documenten, kom je er helemaal niet meer bij. Een archief wordt zo meer een kluis dan een open instelling. Soms zit in een hele reeks documenten slechts eentje waarvan de beperking terecht is. Met een beroep op tijd en geldgebrek wordt de beperking echter aan de hele reeks opgelegd. In de digitale wereld is het aantal documenten veel groter, maar dat niet alleen. Ook het soort bronnen is veel diverser. Naast documenten zijn er databases, geo-informatie, mails, websites et cetera. Tijd en geld om in de digitale wereld achteraf met terughoudendheid om te gaan met beperkingen, is er dan al helemaal niet. Een informatieregister zoals dat bijvoorbeeld in Zweden verplicht is, kan een oplossing hiervoor zijn. Archivarissen kennen een dergelijk register uit de Archiefregeling. Voor de overbrenging vinden interessante discussies plaats tussen de algemene rijksarchivaris en de archiefvormer, in termen van de Aw heet dat zorgdrager, over de mate van openbaarheid of beperking. De archivaris wil zo veel mogelijk toegang voor zijn publiek, maar ziet de beperkingen eerder toenemen dan afnemen. Dat komt niet alleen door de complexiteit en het volume van digitaal gevormde informatie, maar ook bijvoor beeld doordat het gewicht van het begrip beleidsintimiteit toeneemt. Daarmee wordt bedoeld dat de persoon van een bepaalde ambtenaar te herleiden is aan de hand van bijvoor beeld verslagen of notulen. Vaak geven zorgdragers dan aan dat vanwege beleidsintimiteit een beperking nodig is. Er zijn talloze andere redenen voor beperkingen op openbaarheid: van politieke risico's tot informatie over grote mislukkingen of maatschappelijk explosieve onderwerpen. Een geheel andere beperkingsgrond waarvan het belang toe neemt, is de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Wbp beschermt de belangen van personen die in archieven genoemd worden. Die bescherming was er altijd al en archieven hanteren vaak termijnen van honderd jaar na de geboorte van een persoon, of 75 jaar na de sluiting van een dossier, voordat deze beperking vervalt. De Wbp hanteert echter ook de bescherming van derden. Dus niet alleen de hoofdpersoon in een bepaald dossier maar ook diens familieleden of anderen die daarin genoemd worden. Om aan de eisen van de Wbp tegemoet te komen, kan het nodig zijn aan te tonen dat alle personen overleden zijn of dat ze toestemming gegeven hebben. Dat is vaak lastig. Op grond van begrippen als beleidsintimiteit en de Wbp, naast de al genoemde veiligheid en bevoor- of benadeling, blijven dus steeds meer dossiers gesloten. Ik wil geen betoog houden om dit soort restricties allemaal overboord te zetten. Ik denk dat het heel waardevol en belangrijk is om hier zorgvuldig mee om te gaan. Natuurlijk vanwege de terechte belangen van die personen zelf, maar ook omdat anders misschien veel materiaal niet eens meer in een archief zou belanden. Al met al steekt de Nederlandse wetgeving over openbaarheid pover af bij die van omringende landen en landen die recent omwentelingen hebben doorgemaakt, zoals de Baltische staten. Misschien wreekt zich hier dat wij in Nederland na onze opstand Foto: Joep Kroes. nummer 6 201 5 11

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2015 | | pagina 11