Uitgelezen
Organisatie
Kritiek
Gedetailleerd
1300 tot 1503 ontstonden ruim 20
kapittels. Vrijwel altijd in of bij het
machtscentrum van de adellijke stichter,
zodat deze gebruik kon maken van de
diensten van de kanunniken (koorgebed,
memoriemissen, zielzorg en bestuurlijk-
administratieve ondersteuning). Veel
kapittels werden gesticht in het
rivierengebied, bijvoorbeeld in Wijk bij
Duurstede, Gorinchem, Heusden en
Culemborg, maar ook in Nederhemert,
Voorne-Putten, Naaldwijk en in Egmond
aan de Hoef (1451).
In de 15e en 16e eeuw werden ook in
Zeeland kapittels gesticht. Saillant detail:
de stichter droeg altijd de naam Van
Borssele of Van Bourgondië, of een
combinatie daarvan.
Steden stichtten formeel geen kapittels,
maar waren er vaak wel bij betrokken.
Vaak probeerde een stad om een
bestaand kapittel binnen te halen. Na
1440 was er het (dikwijls goedkopere)
alternatief van een zogenoemd zeven-
tijdencollege, een college van priesters
en lekenzangers die het dagelijks
koorgebed verzorgden (vaak op hoger
niveau dan een 'normaal' kapittel) en
als college vrijer tegenover kerkelijke
autoriteiten stonden.
Enkele kapittels (meestal de oudste)
hadden naast een deken ook een proost,
maar vanaf de 14e eeuw had de deken
de dagelijkse leiding. Grote kapittels
hadden een scholaster en een thesaurier
(schatbewaarder), die bij kleine kapittels
meestal koster werd genoemd. Meestal
was een van de kanunniken rentmeester
of kameraar en distributor (verdeling van
de dagelijkse presentiegelden). Ook
vicarissen (verzorgers van zielenmissen)
konden onder het gezag van de deken bij
de kapittelgemeenschap horen en
deelnemen aan het koorgebed. Soms
waren er volwassen betaalde zangers
Kaart van het bisdom Utrecht, ca. 1500, met vestigingsplaatsen van kapittels.
beschikbaar of koralen, meestal
leerlingen van de kapittel- of
parochieschool.
Het aantal en de waarden van de
prebenden (de door de stichters of latere
begunstigers beschikbaar gestelde
jaargelden voor de kanunniken)
verschilde per kapittel. Het Domkapittel
had bijvoorbeeld 40 prebenden die ook
het meeste opbrachten. In Steenwijk
werd het aantal prebenden terugge
bracht omdat het stichtingskapitaal te
laag bleek. Veel kleinere kapittels hadden
op zijn hoogst 8-10 prebenden.
Hervormingsvoorstellen van Karel V en
visitatieverslagen leverden impliciete
kritiek op het gedrag van kanunniken en
gaven een triest beeld. Een kapittel in
Middelburg en in Deventer werden
kathedrale kapittels in een nieuwge
vormd bisdom, en het kapittel van
Geervliet werd overgeplaatst naar
Haarlem.
Door de reformatie is het merendeel van
de kapittels na 1572 opgeheven. De
goederen van de opgeheven kapittels
werden verkocht of benut voor de
betaling van predikanten, schoolmees
ters, theologiestudenten, weeshuizen en
voor de levenslange alimentatie van veel
vroegere, nu op non-actief gezette
kanunniken. De kapittels in Utrecht,
Amersfoort, Wijk bij Duurstede en
Oldenzaal bleven voortbestaan als
geseculariseerd 'kapittel' met protes
tantse leken als 'kanunniken'. Na 1811 is
alleen het kapittel van Amersfoort
overgebleven.
Veel archieven van de collegiale kapittels
zijn verloren gegaan (Tachtigjarige
Oorlog, stadsbranden et cetera). De best
bewaard gebleven archieven zijn die van
Zutphen, Culemborg, Heusden, de
kapittels in de provincie Utrecht (pas in
1811 opgeheven) en in Zuid-Holland
(met uitzondering van Voorne-Putten).
Verder wordt er vaak gesproken over
restanten van het archief of wordt
aangegeven dat (vrijwel) alles verloren is
gegaan (zoals in Zeeland, mede door
oorlogshandelingen in 1940). Het
repertorium geeft per kapittel een
gedetailleerd overzicht waar in andere
archieven gegevens zijn te vinden over
het betreffende kapittel.
Ter visuele ondersteuning is een kaart
van het bisdom Utrecht omstreeks 1500
toegevoegd, evenals een viertal
begeleidende tabellen. Zo ontstaat een
duidelijk beeld waar de kapittels zich
bevonden en hoe grillig de grenzen van
het bisdom waren. Toch roepen zij ook
vragen op, zoals over het kapittel in
Zaltbommel (niet aangegeven op de
kaart), over het zeventijdencollege van
Roosendaal (West-Brabant viel toch niet
onder het bisdom Utrecht?) en over het
kapittel in Geertruidenberg (hoorde dat
niet bij het bisdom Utrecht?). Ook blijft
het een vraag of in Middelburg de beide
kapittels in 1531 nu wel of niet zijn
vrijgesteld van een stedelijke impost voor
de aanleg van een nieuwe haven (vgl.
pp. 183-193).
Wie niet zo vertrouwd is met de
middeleeuwse kerkgeschiedenis zal
wellicht wat moeite hebben met de vele,
meestal Latijnse, kerkelijke terminologie.
Maar dat neemt niet weg dat we dankzij
Jan Kuys nu wél een prachtig overzicht
hebben van collegiale kapittels in het
middeleeuwse bisdom Utrecht. Dat zet
alleen maar aan tot nader onderzoek.
Dick Deuzeman redacteur Archieven
blad en archivaris van de Protestantse
Gemeente Heerenveen.
34 2014 nummer 9